15 Aan den anderen kant hebben de bedoelde instellingen natuurlijk volle vrijheid zelve in de bijwerking te voorzien. Of zij van de gelegenheid tot ambtshalve bijwerking gebruik zullen maken, zal wel afhangen van de vraag, of de daarvoor te betalen Rijksrechten al dan niet een voldoend schrijversloon vormen. Ik zal me in de be antwoording daarvan niet verdiepen 1), maar in 't laatste geval als dus de ambtshalve bijwerking in het financiëel belang der instel lingen is zie ik reeds menig bewaarder, geneigd om zich van last en drukte te ontslaan 2) door de uittreksels te verstrekken, in de eerste rubriek van rechten bedoeld, enuit eigen beurs zooveel bij tedragen dat dit, gevoegd bij hetgeen toch aan het Rijk zou moeten worden betaald, een voldoende belooning vormt om de bijwerking door een schrijver buiten de bewaring om te kunnen doen plaats hebben. Voor dien schrijver, maar ook voor hem alleen hebben die uittreksels beteekenisingeval van ambtshalve bijwerking is inzage van het kantoorarchief voldoende en zal 't wel bij geen enkelen bewaarder opkomen nog eens uittreksels daaruit te maken. Juist daarom is het dubbel vreemd, dat het tarief het doet voorkomen alsof, als gegevens voor de bijwerking, altijd uittreksels uit de kadastrale stukken noodig zijn. Moeten bij ambtshalve bijwerking de gegevens inzagendan worden betaald alsof het uittreksels waren?! De praktijk heeft, naar 't schijnt, met het stelsel van het K. B. van 1877 gebroken; evenals de. vernieuwing van waterschaps-leggers 3) wordt veelal de bijwerking, als particulier werk, opgedragen aan den landmeter voor den kantoordienst of boekhouder, aan de bewa ring verbonden, die daarvoor een in overleg met den Ingenieur- Verificateur van het kadaster vastgesteld loon geniet, dat met het In 't algemeen schijnt het tarief, dat bij enkele centen rekent, te laag om opzettelijk of onwillekeurig misbruik te voorkomen, terwijl een zoo laag tarief m. i. meer gerechtvaardigd ware voor de verstrekking van gegevens voor de oprichting van waterschappen, ter bevordering daarvan dan voor zoo goed als alle gegevens, die bestaande waterschappen uit de kadastrale stukken gelieven te putten. Men schatte den last niet geringde bijwerking van een waterschaps legger met duizende perceelen is geen kleinigheid. 3) Vgl. de Min. Res. van 28 November 1884, n°. 125 Reg!e, in verband met die van 24 October bevorens, n°. 5 Regie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 15