HET KADASTER IN NED. INDIË. (Slot.) B. Het Landrentekadaster. Het landrentekadaster is gebaseerd op een tertiair driehoeksnet, dat districtsgewijs (x) wordt ontworpen en aangesloten aan het primaire en secundaire driehoeksnet van den voormaligen Geografischen dienst. Lengte en breedte van deze driehoekspunten worden op aanvraag telkens opgegeven door den Chef van den Topografischen dienst, waarna die punten (welke door steenen- of houten pilaren zijn verzekerd) door het kadaster volgens de gewijzigde Flamsteedsche methode worden geprojecteerd. Deze tertiaire driehoeksmeting wordt vereffend volgens de methode opgenomen in jaargang VII (blz. 12 en volgende) van dit tijdschrift. Gelijktijdig met de driehoeksmeting wordt een groot aantal tusschen- punten bepaald (en door steenen pilaartjes verzekerd) en door hoek meting aan de driehoeksmeting verbonden, waarbij ook van de problema's van Snellius en Hansen kan worden gebruik gemaakt. Aan de aldus bepaalde en verzekerde driehoeks- en tusschenpunten worden hoofdpolygonen vastgeknoopt, welke worden gemeten met een theodoliet-boussole, ingericht voor afstandmeting. Deze polygonen loopen uit den aard der zaak meestal langs wegen, rivieren en desa- grenzen. De door de hoofdpolygonen gevormde veldwerken (op schaal van 1 a 2000) worden ter opmeting uitgegeven aan de mantris (javaansche landmeters) die de détails opmeten door middel van polygonen, gemeten met een kleine boussole en den ketting. Door den adjunct-landmeter die met den terrein-dienst is belast worden de coördinaten der hoofdpolygoonpunten berekend. Bij de opmeting der détails (waarbij op den ketting slechts tot Java is verdeeld in residenties, afdeelingen, districten en desa's.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 167