32 omstandigheden die wijzen op het bestaan der genoemde kwaal bij hun onmiddellijken chef. Zij zullen eenvoudig niet bij machte zijn te voldoen aan de eischen aan hunnen arbeid gesteld. Nu is in art. 186 I. K. zeer ten onrechte de kwelling voor de ambtenaren voor den gewonen dienst in dezen toestand gelegen, ook overgebracht op den ambtenaar, vervaardiger van bijbladen. En erger, die ambtenaar krijgt een onevenredig deel. Iedere wijziging van het plan, ieder stukje veldwerk dat hem door de handen gaat, bedenk wel hij overziet het geheel, brengt een steentje toe aan zijn berg van ergernis; doch dat went, dat wordt gewoonte. Maar waar moet het heen wanneer die ambtenaar zich moet gaan afgeven, met voor de deugdelijke bewerking der bijbladen nadere plaatselijke opnemingenm.a.w. wanneer hij de arbeid van jaren en jaren terug, nog eens over zal gaan doen. Wanneer ook zal bij zoo'n systeem de vernieuwing der bijbladen zijn afgeloopen? Indien men dat eischt, welk nut heeft dan art. 64 I. K. laatste lid, betreffende het niet vernommeren van perceelen? Doelloos, uit zuivere fantasie, gaat men er honderden vormen. Waarin ligt de urgentie der metingen? Zoolang het bijblad niet vernieuwd wordt vraagt niemand ernaar; men vangt met de vernieuwing aan, en volkomen nutteloos koppelt men er aan vast opnemingen, door niemand, ook door geen enkel eigenaar verwacht. Waarvoor zijn metingstukken noodig? Indien men met geweld meten wil, daarvoor een schat van geld begint uit te geven, waarom dan niet gehandeld volgens het beginsel neergelegd in 8 en 9. Het daar betoogde, gecombineerd met 13 maakt al de doellooze lagere rekensommetjes van te groot en te klein gemeten, te groot en te klein berekend, overbodig, sommetjes, het kan niet genoeg herhaald worden, die bij al hun eenvoud voor ons, voor 't publiek reine kabalistiek zijn, en grove, ongehoord grove onwaarheden bevatten bovendien, voor wie de verwijzing van een staat 75 in al zijn onderdeden zou willen nacijferen, sommetjes, die men dan ook zeer verstandig bij hermeting van gemeenten achterwege laat.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 32