35
over heel iets anders dan aftrekking of kaarteering, over een onder
werp geheel afwijkende van wat men strikt genomen onder de vernieu
wing van een bijblad verstaat.
Bij 5 en 6 behoeven we haast niet stil te staan.
Onder 3 werd opgemerkt dat combinaties van oud veldwerk oorzaak
waren van 't verbreken van het verband tusschen de perceelen op de
hulpkaarten en de gedeeltelijke veldaanteekeningen, resp. de staten 75.
Bedoelde invloed kan nog verder reiken, ook onveranderde minuut-
perceelen kunnen er onder worden begrepen.
Dit bezwaar kan niet anders worden overwonnen dan door de
betrokken nommers op het minuutplan te onderhalen en als veranderd
op het bijblad voor te stellen, tenzij men wil vervallen in meting-
stukken strekkende tot herstelling van vroeger plaats gehad hebbende
metingen wat nu reeds nagelaten wordt, ofschoon het feitelijk,
indien men handelen wil in den geest der tegenwoordig geldende
voorschriften, niet mag.
Het verlangen in 7 geuit spruit voort uit de opvatting (overtuiging)
dat we kadastrale schetsen in plaats van kaarten bezitten.
Is een bladgrenswijziging voor beide bladen opgemeten, dan zal
aansluiting, voor zooveel mogelijk, van zelf volgen, althans op het oog.
Meer mag men ook niet eischen, kan men ook niet eischen, de
verschillen, afwijkingen, fouten of hoe men't noemen wil der betrokken
bladen zijn geheel willekeurig, dus onafhankelijk van elkander, begeert
men dat de plans op den spiegel zoogenaamd aan elkander sluiten,
dan moet men en der bladen ol beide, meer verwringen, dan waartoe
het betrokken veldwerk recht geeft.
Om een schijnvoordeel te bereiken maakt men dan een fout.
Beschouwt men ieder bijblad als een op zich zelf staand, afgerond,
onafhankelijk geheel, dan wordt bovendien een schijnargument te
niet gedaan, op grond waarvan door één ambtenaar, soms twee en
meer bladen gelijktijdig worden onderhanden genomen.
Gemeenzaam uitgedrukt, de boel wordt wat minder overhoop
gehaald, het toezicht wordt mitsdien gemakkelijker, terwijl bij eventu-
eele wijziging van werkzaamstelling de opvolger geen nalatenschap vindt
waaruit hij vermoedelijk, zelfs met den besten wil, niet wijs kan worden.
In een woord, orde en regelmaat dringen gebiedend aan op af
werking blad voor blad.