44
der eerstvolgende kadastrale opmeting, in verband met eene koopacte de
dato verleden voor notaristeovergeschreven ten hypotheek-
kantore tedenin deel nummer ten name zal worden
gebracht van B".
De heer H, J. Car sten te Lochem schrijft:
„Het komt mij voor, dat in zéér veel gevallen de hypotheekbewaarder
niet anders kan doen, dan het geheele kadastrale perceel met de hypotheek
te belasten, daar zéér dikwijls in hypotheekakten en borderellen het te ver-
verbinden gedeelte zóó vraag en onnauwkeurig is omschreven, dat de hypo
theekbewaarder uit de ingeleverde borderellen niet kan opmaken, welk ge
deelte bedoeld wordt, veel min of met het in de borderellen omschreven
gedeelte hetzelfde wordt bedoeld, wat kort te voren ten name van den schul
denaar in de eigendomsregisters is geboekt.
In absoluut nauwkeurige omschrijving en duidelijke afbakening op het
terrein, zie ik dus de eenige remedie en acht ik in dat geval den hypo
theekbewaarder ook onbevoegd het geheele kadastrale perceel in zijn registers
met de hypotheek te belasten."
v. D. vermeldt in de borderellen, „dat de hypotheek werd verleend op het
gedeelte van het betrekkelijke perceel (kennelijk op het terrein uitgebak end)
zooals dit door den schuldenaar verkregen bij koopacte enz. titel en omschrijving
verder te vermelden).
Herhaaldelijk werd dit middel met goed gevolg door mij te baat genomen;
aan de hypotheekkantoren, waarmede ik te maken had, werd dan alleen
belast het kadastrale nommer, dat het gedeelte later kreeg."
Eindelijk is J. G. H. van oordeel dat „in verreweg de meeste gevallen de
moeilijkheid of een gedeelte van een perceel vast goed wel dan niet is bezwaard
zal worden opgelost door raadpleging der betrekkelijke hulpkaart. Vroeger
toen de h.h. bewaarders zwoeren bij hun reg. 69a en vergaten dat zij ook gecen
seerd werden kennis van bet kadaster te hebben zou m. i. de in uw naschrift
vermelde grief zwaarwichtiger zijn dan thans, daar bij Min. Res. dd. 25
Februari en 22 Maart 1890 N0®. 38 en 12 (te vinden in p.w. 7873 is te
kennen gegeven, dat niet met een onderzoek in reg. 69a kan worden volstaan.
Blijft een bewaarder niettemin onwillig tot afgifte van een certificaat van
onbezwaardheid, dan wordt in de praktijk dikwijls en met veel succes alleen
gedreigd met de toepassing van art. 1568 B. W. Dan toch eerst wordt de
hulp van den landmeter ingeroepen, wiens woord gewoonlijk als wet wordt
erkend."
Een zelfde zaak doet zich verschillend voor als men ze van
verschillende standpunten beziet. Merkwaardig is het, hoe spoedig
Ook in dit Tijdschrift VIII blz. 124.