53 al hebt gij de zekerheid niet eigenaar te zijn geworden zoodra de bepalingen omtrent de schorsing der verjaring zullen ingetrokken zijn, een kooper, die te goeder trouw is en een wettigen titel heeft, zoodanige zekerheid na 20 jarig bezit zal hebben. Met troostgronden als deze, tracht men den kooper te doen berusten. Is de kooper dan nog niet tevreden gesteld en wijst hij er op, dat hij, juist in dit tijdperk van onzekerheid, dat meestal samenvalt met de jaren, waarin de grootste werklust bestaat en de grootste werkkracht ontwikkeld kan worden, weerhouden zal worden van beide tot verbetering van den gekochten grond aan te wendenwijst hij er verder op, dat een voorzichtig geldschieter die wel het grond- krediet bevorderen wil, maar niettemin eene veilige kapitaal-belegging verlangt, zal aarzelen om hem met zijne financieele hulp tot koopen in staat te stellen,dan is al weer een redmiddel gevonden! De geldschieter moet zich dan maar tevreden stellen met de zeker heid die de kooper heeft, en den raad van Prof. Naber opvolgen, nl. „hij late zich slechts het goed fiduciae causa overdragen" (blz. 117): „hij koope het goed onder beding van wederinkoop (blz. 112). Wel zijn er andere stelsels, die meerdere zekerheid geven, wordt ten slotte aan den kooper gezegd, maar, vergeet dit vooral, niet daarbij moeten alle transactiën aan keuring onderworpen en moet de vrijheid van het verkeer prijsgegeven worden! En dan gevaren ze bestaan slechts in de verbeelding van eenige theoretici die zich daarvan eene zeer overdreven voorstelling maken. ,,Zij sommen (volgens Mr. Colenbrander 2) „alle gevaren op die men zou kunnen „loopenze stapelen de eene mogelijkheid op de andere en roepen „dan met allerlei misbaar uitwelke duisternis, wat gevaar voor ieder „die met het hypotheekwezen te doen heeft, wat onheil voor de heele „maatschappijwaarlijk men moet de herziening van ons hypotheek- stelsel geen oogenblik uitstellen!" Sedert Mr. Colenbrander de aangehaalde woorden neerschreef, hebben de verdedigers van het negatieve stelsel zeiven meermalen gewezen op de gevaren die het grondkrediet bedreigen, als geen goed gebruik van het stelsel wordt gemaakt, hebben zij steeds Mr. J. C. Naber. Beginselen van Grondboekwetgeving. Nieuwe Bijdragen voor Regtgel. en Wetg. Deel XVI blz. 84.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 53