55
den eigendom gevoerd worden, afgeleid zou kunnen worden, dat ook
de kiemen van processen met het tot stand komen eener rechts
handeling vernietigd werden, zou er geen grond bestaan om over
rechtsonzekerheid te klagen. Toch meen ik even in herinnering te
moeten brengen dat, tijdens de debatten over de zaak in de Juristen
Vergadering gehouden, door Mr. de Sitter werd verklaard: dat
processen over den eigendom ,,niet zoo zeldzaam zijn, als men na
de lezing der praeadviezen wel zou meenen".
Hoe het zij, dergelijke beschouwingen hebben invloed uitgeoefend,
op de ontkennende beantwoording van vraagpunt II, door de Ned.
Jur. Ver. gesteld, luidende: „Behoort het negatieve stelsel omtrent
den eigendom van den grond te worden verlaten?"
Ook mij wil het voorkomen, dat het strijden voor een positief
stelsel met het vechten tegen windmolens vergeleken zou kunnen
worden, als het waar is, dat de bezwaren tegen het negatieve stelsel
ingebracht slechts in theorie bestaan, maar in de praktijk niet ge
voeld worden. Vandaar dat ik, die aan de goede werking van het
negatieve stelsel meen te mogen twijfelen, mij tot taak gesteld heb
(tegenover de meening der voorstanders van dat stelsel, dat het in
de praktijk voldoet) dien twijfel te motiveeren, door mijne ondervin-
ning juist in de praktijk opgedaan voor zoover noodig door een
nader ingesteld onderzoek aangevuld, mede te deelen. Want de
heer Bouman 2) merkte reeds op: „het is niet voldoende te be
weren dat in de praktijk nadeelen worden ondervonden, men moet
dit ook bewijzen of althans waarschijnlijk maken". Een eisch, dien
men met nog meer grond kan stellen als de gevolgtrekking mag ge
maakt worden, dat het negatieve stelsel veroordeeld is, zoodra dat bewijs
geleverd is.
Op welke wijze nu twijfel aan de goede werking van het negatieve
stelsel gerechtvaardigd kan worden, en in welke richting daartoe
onderzoek ingesteld moet worden, wordt door den heer Bouman
zeiven aangegeven, waar hij zegt„koopt men in het openbaar, dan
heeft de notaris behoorlijk onderzocht, of hij voor den bevoegden
persoon verkoopt". 3) Immers het onderzoek, voor het publiek te
1) Zie Handel. Ned. Jur. Ver. 1893 II blz. 32.
2) Beschouwingen enz. blz. 3.
3) Beschouwingen enz. blz. 8.