58 te goeder trouw genomen door eene hypotheekbank, op een onder pand, dat zooals later bleek aan den debiteur verkocht was, met de bedoeling om de rechten van een schuldeischer, die niet met hypotheek bevoorrecht was, te verkorten. De schuldeischer, wiens vordering niet uit de openbare registers beoordeeld kon worden, werd toen tevreden gesteld, maar de hypotheekhouder, die op deze registers waarin het onderpand als onbezwaard werd aangewezen vertrouwde, werd benadeeld. De geldschieter, die zijn kapitaal onder hypothecair verband veilig beleggen wil, zal daarom verstandig doen, wanneer hij rekening houdt met de waarschuwing, in dat vonnis gelegen. Slechts even herinner ik ook aan de resolutoire actie, die op grond van art. 1803 B. W. wordt ingesteld en strekt om tot de ontbin ding der overeenkomst te geraken, wanneer eene verbintenis niet nagekomen is. Zooals men weet, kan deze actie ook ingesteld worden als van de ontbindende voorwaarde niet blijkt uit de over geschreven akte, of wanneer mocht blijken, dat het vermelden van eene kwijting voor de kooppenningen in de akte op dwaling berust. Ik behoef niet lang stil te staan bij den invloed der vernietigings actiën, omdat hare werking ook onder het negatieve stelsel zou beperkt kunnen worden tot de partijen bij de overeenkomst betrok ken, waardoor de opvolgende koopers en de hypothecaire schuld eischer geene rekening zouden behoeven te houden met de omstan digheid, dat eene verbintenis bij vroegere overeenkomst aangegaan, niet is nagekomen. Een noodzakelijk bestanddeel van het negatieve stelsel zijn de bepalingen omtrent de onthindendp voorwaarde dan ook niet. De Staatscommissie van 1870 toch merkte reeds op: „indien niet tevens de bepalingen ten opzichte der ontbindende voorwaarden wijziging ondergaan, (zal) zelfs het nauwkeurigste onder zoek geene zekerheid geven, dat werkelijk de toestand van het grondstuk zoodanig is, als de handelingen, door bevoegde personen gepleegd en door de openbare registers aangewezen, zouden doen gelooven."1) En al heeft de Staatscommissie zich toen wellicht wat te sterk uitgedrukt, toch zijn de gevallen denkbaar b.v. als de verblijfplaats van een vorigen eigenaar onbekend is waarin ook het onderzoek, door den notaris ingesteld, niet tot de gewenschte Verslag Staatscommissie, blz. 167.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 58