60 B. Toen de uitmeting van dit perceelsgedeelte op aanwijzing van B voor het kadaster had plaats gehad, werd het perceel b ten name van B gesteld. Aan weerskanten van het perceel b lagen toen twee daarmede ongeveer gelijk en gelijkvormige perceelen bouwland a en c, die ten name van A bleven staan. Na verloop van eenïgen tijd wordt het perceel a door A bezwaard en het perceel b door B, beide perceelen ten behoeve van denzeliden hypothecairen schuld- eischer D. Weer eenigen tijd later wordt de gemeente, waarin de genoemde perceelen gelegen zijn, voor het kadaster hermeten en bevonden, dat het perceel a met het daarop staande huis in gebruik is bij B, en omgekeerd het perceel b met het daarop staande huis bij A. A en B verklaren beiden, dat het gebruik in overeenstemming is met den eigendomstoestand. De palen, die volgens den titel van aankomst van B het door hem gekochte zouden moeten aanduiden, waren toen verdwenen, zoodat de landmeter die de hermeting verrichtte niet kon uitmaken of er bij de eerste meting eene onjuiste aanwijzing, eene abusieve tenaamstelling bij het kadaster, dan wel of er eene verzwegen eigendoms-overdracht had plaats gehad. De tenaamstelling werd toen echter in overeenstemming met den bezitstoestand gebracht en daarom het perceel a ten name van B en het perceel b ten name van A gesteld. A verkoopt daarna het te zijnen name staande perceel b aan C, en deze bezwaart daarop zijn perceel, hetwelk reeds ten behoeve van D verbonden was. De laatst ingeschreven schuldeischer van C bedingt de onherroepelijke volmacht, voor het geval hij eerste hypotheekhouder mocht worden. Toen B en C na eenigen tijd de rentebetaling staakten, en D, krachtens de hem verstrekte onherroepelijke volmacht, verkoopen wilde, werd hem door den laatst ingeschreven hypothecairen schuld eischer van C voorgehouden, dat A en B indertijd hypotheek gegeven hadden, op perceelen die hun niet in eigendom behoorden, zoodat de beide hypotheken van D nietig waren. Tot staving zijner bewering, kon de laatst ingeschreven schuldeischer van C zich beroepen op den bezitstoestand en op de kadastrale tenaamstelling. Was de eerste tenaamstelling bij het kadaster echter juist geweest

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 60