61
dan zou C den eigendom van het perceel b niet verkregen hebben,
en kon hij dus ook geen hypotheek op dat perceel verleenen; bij
gevolg zou dan de laatst ingeschreven hypotheek nietig zijn. Niet
voordat er een proces gevoerd was over het eigendomsrecht op de
perceelen a en b, zou voor D in deze zaak het licht ontstoken
worden. Hij koos daarom den z. i. meest voordeeligen weg, en
nam de hypothecaire schuldvordering ten laste van C bij cessie over,
waardocy de laatst ingeschreven hypothecaire schuldeischer van C
werd tevreden gesteld. D wist echter, dat niet beide schuldvorde
ringen, bij verkoop van het onderpand b, ten volle zouden kunnen
gekweten worden uit de opbrengst, en dat zoodanige afwikkeling
voor hem dus in elk geval met schade zou gepaard gaan.
In eene beantwoording van de vraag, of de koopers van de per
ceelen a en b ook werkelijk een onaantastbaren titel gekregen hebben,
toen D krachtens de hem verleende onherroepelijke volmacht ging
verkoopen, zal ik maar niet treden. Wel constateer ik, dat schade
geleden werd, omdat indertijd eene notarieele akte was opgemaakt,
waaruit het eigendomsobject niet bepaald kan worden. Ik wijs verder
op het negatieve stelsel, hetwelk den eigenaar van een bepaald
grondstuk niet aanwijst, en daardoor aanleiding geeft dat hypotheek
akten worden opgemaakt, waarbij geen hypotheek gevestigd wordt,
en constateer dat de gevaren, die het stelsel oplevert, niet worden
ontloopen door de wijze waarop de notaris van dat stelsel gebruik maakt.
Een derde voorbeeld: Bij publieke veiling, werd een grondstuk
verkocht, door iemand, die volgens het proces-verbaal der veiling
„daartoe uitdrukkelijk gelastigd" was. Aan den eisch. bij art. 1833
B. W. gesteld aan eene lastgeving, op grond waarvan onroerend
goed kan vervreemd worden, was dus volgens het proces-verbaal voldaan.
De vreemde bewoordingen, waaronder het bestaan der volmacht
vermeld werd, gaven mij aanleiding tot het instellen van een onder
zoek, op een tijdstip, dat het grondstuk waarop inmiddels een
flink huis gebouwd was reeds voor de derde maal bij notarieele
akte was overgedragen. Eene toevallige bekendheid met den persoon,
die heette „uitdrukkelijk gemachtigd" te zijn, maakte mij dat onder
zoek gemakkelijk. Daaruit bleek mij, dat de notaris, die de eerste
veiling had gehouden, schuldeischer en in het bezit van een brief
van den buitenslands gevestigden eigenaar was, waarin onder meer