68 hypotheekkantore vond men dan ook deze erfdienstbaarheid op het artikel van den vorigen eigenaar vermeld. Het heerschende en het lijdende erf waren echter, ten gevolge van eene latere akte, in dezelfde hand gekomen. De erfdienstbaar heid was dientengevolge vervallen, en bij den lateren verkoop in perceelen had dus eene erfdienstbaarheid moeten gevestigd worden, want „van ouds" bestond geen recht van uitweg meer. De eigenaar van het bedoelde perceel werd derhalve afhankelijk van de welwil lendheid van onzen kooper, tenzij hij zich een uitweg liet aanwijzen, overeenkomstig art. 715 B. W. In beide gevallen kostte het hem geld. De notaris, die de verkooping hield, wist, of moest althans weten, dat eene erfdienstbaarheid behoorde gevestigd te worden. Toch scheepte hij den kooper met de onbepaalde uitdrukking „als van ouds" in de akte af. Bij de derde ontmoeting van onzen kooper ondervond deze, dat de notaris, die eene onjuiste kadastrale aanduiding gebezigd heeft, deze niet altijd verbetert; wat toch verondersteld wordt, ook door de Staatscommissie van 1870, die juist de notarieele akte aanbeval, omdat de notaris steeds zoo noodig voor dergelijke verbetering zorgt. Bij openbaren verkoop kocht hij een grondstuk, in de akte omschreven als: een perceel bouwland „met de wallen rondom"; verder werd de kadastrale aanduiding vermeld, waarbij echter verzuimd was om het kadastrale kenmerk van een dier wallen te noemen. Onder de voorwaarden van verkoop, kwam o.a. de bepaling voor: dat verknoop^ niet voor dp kadastrnlp aandnidincr instonden. Vóór de verkooping was het grondstuk door de verkoopers aange wezen, geheel in overeenstemming met de omschrijving daarvan in de akte. Twijfel, of „de wallen rondom" mede verkocht werden, bestond er dan ook niet. Volgens de omschrijving van het naast gelegen mede verkocht wordende grondstuk werd hierbij geen wal verkocht, maar wel was het kadastrale kenmerk van den wal, onder de kadastrale aanduiding van dat grondstuk opgenomen. Na de toewijzing werd de notaris door onzen kooper verzocht de akte te willen rectificeeren, welk verzoek geweigerd werd op grond, dat de bedoelde wal niet aan hem zoude verkocht zijn. De kooper van het naastgelegen grondstuk wist wel beter, en had dan ook geen bezwaar om, zonder tusschenkomst van den notaris, tot rectificatie A-- ------

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 68