93 Linden bij Hannover, welke door hem in 1887 werd verricht. Het hoofdnet bestaat uit 7 punten, waarvan twee door hunne coördinaten gegeven zijn, zij zijn verbonden tot 7 onafhankelijke driehoeken, waarvan al de hoeken gegeven zijn. De tegenspraken in de drie hoeks sommen en in twee zijden-vergelijkingen worden vereffend als directe waarnemingen met voorwaarden-vergelijkingen. In aansluiting hieraan behandelt hij de verbinding van verdere punten met het hoofdnet, door ieder punt afzonderlijk vast te leggen. Voor de meest voorkomende gevallen geeft hij eerst de oplossing in de onderstelling, dat niet meer dan het strikt noodige gemeten is, om daarna voor een tweetal gevallen, waarin overtollige waarnemingen voorhanden zijn, de berekening en vereffening in rekenformulieren volledig uit te werken. (Indirecte waarnemingen.) Bij de afleiding der benaderde richtingen cp, zoowel als voor de coëfficiënten a en b missen wij in het formulier eene controle bere kening, die naar het ons toeschijnt, niet mag ontbreken. Eene kleine fout in de benaderde richtingshoeken toch komt bij de verdere bewerking niet meer te voorschijn. Eene graphische vereffening der tegenspraken bij de berekening der coördinaten van een punt, dat bepaald is door metingen in vier bekende punten, wordt mede uitgewerkt naar de wijze door den Inspecteur-generaal van het kadaster F. G. Gauss daarvoor gegeven. Eene leerrijke beschrijving der driehoeksmeting eener stad wordt gevolgd door beschouwingen over den aanleg van een net van kleine driehoeken en eene vergelijking voor zoodanig geval van de methode van aansluiting van elk punt afzonderlijk en die van het net als geheel aan reeds gegeven punten. Ook in het laatste geval schijnt de schrijver eene strenge ver effening der tegenspraken te verlangen en komt dan door den omvang der berekeningen begrijpelijker wijze tot de conclusie, dat de voorkeur moet gegeven worden aan de aansluiting van elk punt afzonderlijk. De vraag rijst echter of niet kan volstaan worden met gedeelten van het net als op zich zelf staande te berekenen en telkens aan niet meer dan drie, hoogstens vier gegeven punten aan te sluiten volgens de eene of andere benaderings-methode, om daarna uit de alzoo bepaalde punten de overgeblevene punt voor punt vast te leggen. Door alzoo beide methoden van aansluiting toe te pas-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 95