128 „in deze als het ware een nieuw rechtsleven begint. Dit te igno- „reeren, het recht omtrent onroerend goed in te richten naar een „idealen toestand, die niet aanwezig is, al leert de theorie, dat zij „aanwezig behoorde te zijn, kan naar mijne bescheiden meening niet „gezegd worden eene verstandige wijze van handelen te zijn. En „toch is het dit wat men in het positieve stelsel doet" 1). Maar aan deze geheele redeneering ontbreekt de feitelijke grond slag. In het eerste Hoofdstuk wees ik er reeds op, dat ook onder het grondboekstelsel „contrair bezit" voorkomt en beschermd wordt. Het kan na overlijden van den ingeschreven eigenaar door het zg. Aufgebotsverfahren door opneming in het grondboek als eigendom worden erkend. De bezitter kan zich zelfs tegenover den ingeschreven eigenaar te weer stellen alleen kan diens eisch niet met een beroep op verjaring worden afgewezen. Ten petitoire moet de bezitter het bewijs leveren, beter gerechtigd te zijn dan de ingeschrevene, en den eisch stellen in diens plaats geboekt te worden 2). Is de juistheid van bovenstaande opmerking niet te ontkennen, dan kan, dunkt mij, de Schrijver van liet recht en de maatschappij het laatste woord over dit onderwerp niet hebben gesproken. De nieuwe richting in de rechtswetenschap „verklaart de overeen stemming tusschen de moreele en rechtsbegrippen der menschen en „de inrichting van hun maatschappelijk leven door aan te nemen, dat „die begrippen niets anders zijn als de door waarneming verkregen „kennis van hetgeen er in de maatschappij plaats heeft"3). Die nieuwe richting kan als „object van haar onderzoek slechts aannemen de „menschelijke samenleving zelvehet maatschappelijk leven der menschen ,vzooals het feitelijk bestaat. Van het beeld, de begrippen, wendt zij „zich tot het orgineel zelf, om het eerste zoo noodig te kunnen ver beteren en aanvullen. Ook in dit opzicht staat zij volkomen gelijk „met de natuurwetenschap, die zich niet met de menschelijke begrippen „omtrent de natuur, maar met de natuur zelve bezig houdt. Hare „taak is de maatschappij in haren samenhang te begrijpen. Het is haar om causaliteit niet om logicaom beschrijven niet om redeneer en te doen 4) Rechtsgel. Mag., 1893, bl. 456. 2) Pruisische wet iiber den Eigenthumserwerb u. s. w., 7. 3) Mr. Hamaker, Bet recht en de maatschappij, bl. 119. 4) T. z p., bl. 121. (De cursiveeringen zijn van mij).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 130