VERSLAG der RIJKSCOMMISSIE voor graadmeting en
waterpassing aangaande hare werkzaamheden gedurende
het jaar 1894.
Ingevolge het voorschrift, haar verstrekt bij beschikking van den Minister
van Binnenlandsche Zaken van 14 Mei 1879, letter M, afdeeling Kunsten
en Wetenschappen, heeft de Rijkscommissie voor graadmeting en waterpassing
de eer, aangaande hare werkzaamheden in het jaar 1894, het volgende te
berichten
Commissie. In den loop van het jaar hadden geene veranderingen plaats
in de samenstelling der commissie noch in die der subcommissiën waarin zij
zich verdeeld heeft.
Vergaderingen. De commissie vergaderde vier malen in den loop van het
jaar ter beraadslaging over hare aangelegenheden. Drie dezer vergaderingen
werden te 's Gravenhage gehouden en de vierde te Delft.
Betrekkingen met de internationale vereeniging voor aardmeting. De ver
gadering van de permanente commissie voor de aardmeting werd van 5 tot
12 September 1894 te Innsbruck gehouden, daarbij waren tegenwoordig de
heeren Faye voorzitter, Ferrero ondervoorzitter, Kirsch permanente secretaris,
Helmert, Foerster, Zachariae, Hennequin, v. Kalmar en van de Sande Bak-
huyzen, leden dier commissie en verder als afgevaardigden de heeren Albrecht
en von Schmidt uit Pruisen, Guarducci, Lorenzoni en Rajna uit Italië, Haid
uit Baden, Arrillaga uit Spanje, Karlinski, von Sterneck, Tinter en Weiss uit
Oostenrijk, Lallemand en Tisserand uit Frankrijk en Schols uit Nederland.
In de verschillende zittingen werden behalve de gewone jaarverslagen aan
gaande den voortgang der werkzaamheden in de verschillende landen voor
namelijk drie onderwerpen behandeld 1°. de bepaling van de zwaartekracht
door slingerproeven in verband met de geologische gesteldheid van de aard
korst 2°. het onderzoek van de veranderingen in de richting van de aardas
3°. de voorbereiding van eene eventueele hernieuwing der overeenkomst ter
bevordering van de aardmeting in 1886 door de verschillende regeeringen
voor den tijd van 10 jaar gesloten.
De behandeling van het eerste onderwerp was het gevolg van een schrijven
van de academiën te Mtlnchen, Weenen, Göttingen en Leipzig aan de per
manente commissie gericht. Hierin werd medegedeeld dat de afgevaardigden