144
de slingerbepalingen zou willen afleiden. De afwijkingen in de grootte der
zwaartekracht, die men in bepaalde streken aantreft, hangen namelijk behalve
van de meerdere of mindere dichtheid der aardlagen ook af van den vorm
van het aardoppervlakdaarenboven kunnen zeer dikke lagen van eene
bepaalde samenstelling, die op groote diepte zijn gelegen, in de grootte der
zwaartekracht volkomen dezelfde storingen veroorzaken als gelijksoortige lagen
van geringe afmetingen, die zich dicht bij het aardoppervlak bevinden.
Als gevolg van deze beschouwingen verklaarde de permanente commissie
zich bereid om bij de hernieuwing van de overeenkomst voor de aardmeting
in 1895 het voorstel te doen, in den boezem der permanente commissie eene
onderafdeeling te vormen voor het onderzoek van de grootte en richting der
zwaartekracht, waarin eenige geologen zitting zouden kunnen nemen.
Het tweede der genoemde onderwerpen, de veranderlijkheid van de richting
der aardas, is reeds in verschillende vorige vergaderingen van de afgevaar
digden der aardmetings-commissie ter sprake gebracht. Door tal van onder
zoekingen en eene menigte van waarnemingsreeksen is deze veranderlijkheid
ontwijfelbaar vastgesteld, en het is nu de vraag volgens welke wetten zij
plaats grijpt.
De Amerikaansche sterrekundige Chandler, die zich bij de beantwoording
dezer vraag zeer verdienstelijk heeft gemaakt, meende ten slotte uit al de
waarnemingsreeksen te mogen afleiden dat de verplaatsing van de aardas door
een vrij samengestelde formule moest worden voorgesteld, doch eene verge
lijking van deze formule met de waarnemingen uit de 3 laatste jaren, die
door den heer Albrecht met groote zorg waren verzameld en op de verga
deringen te Innsbruck werden medegedeeld, deed duidelijk het gebrekkige
dezer formule zien. Ons medelid van de Sande Bakhuyzen deelde daarna
de resultaten mede van zijn onderzoek, volgens welke al de volbrachte waar
nemingen, behoorlijk binnen de grenzen der waarnemingsfouten worden voor
gesteld door de som van twee periodieke termen, van welke, in tegenstelling
met Chandler's meening, zoowel de amplitude als de periode in de laatste
35 jaar onveranderd zijn gebleven. Hij toonde vervolgens aan, hoe zich de
verplaatsing van de aardas nog op eene andere wijze dan in de verandering
der poolshoogte openbaart, namelijk door eene wijziging in de hoogte van
den gemiddelden zeestand, en leidde uit eene discussie der waterhoogten ge
durende eene periode van 38 jaar te den Helder waargenomen af dat deze
eene kleine periodieke verandering in omstreeks 430 dagen ondergaat, in
overeenstemming met die welke de theorie aangeeft.
De heer Helmert, directeur van het centraal bureau te Potsdam, gaf nog
een overzicht van een onderzoek van dr. Marcuse, die uit eenige duizend
tallen vat) breedte bepalingen uit de laatste jaren de kromme lijn heeft
trachten te bepalen, langs welke de pool zich aan de oppervlakte van de
aarde voortbeweegt. De vorm van die baan week merkbaar af van die welke