148
heim, Oldenzaal, Lemelerberg en Sleen en naar een drietal tusschenpunten.
Na afloop dezer metingen werd het station Harikerberg bezet, alwaar de
richtingen naar de hoofdpunten Oldenzaal, Winterswijk, Zutpheu en Lemeler
berg, en naar een achttal tusschenpunten te meten waren. Daarna kwam
Winterswijk aan de beurtin 1891 waren aldaar op pijler I de richtingen
voor de aansluiting aan Pruisen gemeten, thans moesten op den tweeden
pijler de richtingen naar de Nederlandsche hoofdpunten Hettenheuvel, Zutphen,
Harikerberg en Oldenzaal benevens een zestal tusschenpunten worden ge
meten. Toen deze metingen nagenoeg klaar waren, werd de ingenieur Wil-
deboer tijdelijk door den heer Heuvelink vervangen, die de metingen aldaar
afmaakte en toen het station Zutphen bezette. Hier moesten de richtingen
gemeten worden naar zes hoofdpunten, namelijk Lemelerberg, Harikerberg,
Winterswijk, Hettenheuvel, Imbosch en Yeluwe en wel uit twee pijlers, daar van
geen van beide pijlers alle zes punten zichtbaar waren. Hoewel de metingen
door deze laatste omstandigheid bemoeilijkt werden, liepen zij, vooral ten gevolge
van de gunstige weersgesteldheid in die dagen, vrij spoedig af. Behalve de
bovengenoemde hoofdpunten werden aldaar ook nog de richtingen naar een
zevental tusschenpunten opgenomen.
Toen bij het einde van deze metingen de werkzaamheden wederom door
den ingenieur Wildeboer werden overgenomen, was de tijd te ver verstreken
om nog met kans op goeden uitslag een nieuw station te bezetten te meer
daar nog op verschillende punten centreeringsmetingen moesten plaats hebben,
in de eerste plaats te Zutphen zeiven en verder in de hoofdpunten Hetten
heuvel, Imbosch en Veluwe, en in de tusschenpunten Lochem, Zelhem, Groenlo,
Enschede, en Neede. Bovendien werden op het punt Hettenheuvel nog eenige
metingen gedaan naar een tweetal tusschenpunten ter aanvulling van de
vroeger aldaar gemeten richtingen. Na afloop der werkzaamheden keerden
de ingenieurs omstreeks half October in Delft terug.
De andere ploeg bestaande uit de ingenieurs van Eyk Bijleveld en Thijs
ving hare werkzaamheden aan in het punt Oss, alwaar de richtingen gemeten
moesten worden naar de zes hoofdpunten Rhenen, Flierenberg, Venray, Beek,
Oirschot en Zalt-Bommel en een vijftal tusschenpunten. Daarna kwam Oirschot
aan de beurt met de richtingen naar de hoofdpunten Oss, Beek, Nederweert,
Luiksgestel, Hoogstraeten, Oosterhout en Zalt-Bommel, benevens een zestal
tusschenpunten. Vervolgens Luiksgestel met de hoofdrichtingen Nederweert,
Peer, Hoogstraeten, Oirschot en Lommei en een drietal tusschenrichtingen.
Op het Belgische punt Hoogstraeten, dat daarna betrokken werd, werden de
hoeken gemeten tusschen de vijf hoofdrichtingen Bergen op Zoom, Oud-Gastel,
Oosterhout, Oirschot en Luiksgestel en een viertal tusschenpuuten.
Ten slotte werd het punt Oosterhout bezet met de zes volgende hoofdrich
tingen Gorinchem, Zalt-Bommel, Oirschot, Hoogstraeten, Oud-Gastel en
Dordrecht, benevens zes tusscheninrichtingen.