Vereeniging voor K. enL.
V
Amsterdam, 13 Juni 1894.
Namens het Bestuur der Vereeniging voor Kadaster en Landmeet
kunde neem ik de vrijheid Uwer Excellentie beleefdelijk eene memorie
aan te bieden, waarin de redenen worden ontvouwd waarom door
zaakkundigen op kadastraal gebied algemeen de oprichting eener
afzonderlijke afdeeling „kadaster" aan het departement van financiën
wordt gewenscht.
Het komt mij voor, dat daartoe thans het juiste tijdstip is aan
gebroken.
Vooreerst toch is de betrekking van administrateur der registratie
enz. aan Uwer Excellenties departement vacant, waardoor de schijn
wordt vermeden dat de memorie tegen een bepaalden ambtenaar zou
gericht zijn. Wellicht zal menig verdienstelijk ambtenaar, overigens
volkomen berekend voor dit gewichtig ambt, er terecht bezwaar in
zien, daarmede tevens de leiding op zich te nemen van een hem
nagenoeg geheel onbekend dienstvak.
Verder mag het als een zeldzaam voorrecht worden beschouwd,
dat Uwe Excellentie persoonlijk met den dienst en de wetgeving op
de registratie in haar geheelen omvang volkomen vertrouwd is en
daarom des te beter zal inzien hoe en waarom bij de bestaande
regeling de behoeften van den kadastralen dienst niet altijd tot haar
recht kunnen komen.
En eindelijk dringt zich in den laatsten tijd de wenschelijkheid
eener ingrijpende hervorming van het kadaster aan velen op. Door
de technici in de vergaderingen der Vereeniging voor kadaster en
landmeetkunde en door de rechtsgeleerden in de vergadering der
Nederlandsche Juristen-Vereeniging, het vorig jaar gehouden, werd
eenstemmig de wensch geuit, dat bij voortzetting der kadastrale
hermetingen aan het plan bewijskracht in rechte worde toegekend.
Ik vlei mij met de levendige hoop, dat ook Uwe Excellentie kennis
zal willen nemen van eene memorie over dit onderwerp, op verzoek
van Uwer Excellenties ambtsvoorganger ingediend bij brief van
Beheer van het Kadaster.