16 t negatief en q pa 135°. t o en q p: a onbepaald. Waar het laatste geval zich voordoet, gaat de ellips over in een cirkel, de vergrooting is in alle richtingen even groot, de verdraaiing nul en wij hebben een conforme kaartprojectie. Voor de equivalente kaartprojecties moeten de gegevens p, q ent nog aan een bijzondere voorwaarde voldoenvoor elk punt moet namelijk ab 1 zijn, of daar ab pq cos t, moet deze laatste waarde gelijk aan de eenheid zijn. Is de hoek t gegeven, dan behoeft slechts één der beide vergrootingen p of q bekend te zijn. Daar pq cos i— 1, vinden wij pq sin /=tang t, en voor a!bJ: V i(p2 q2)2 4 tg51) V {(p2 q1)4} De formules voor de bepaling van a, worden daardoor voor de equivalente projecties: sin 2 a »/{(p2 q2)2 4 tg21\ 2 tg t. cos 2 aV\ (p1 q2)2 4 tg* j q2 p». en de formules ter bepaling van a en b. 2 a |/(p2 q2 2) V(p2 q> 2) 2 b K(p2 q2 2) K(p2 q2 - 2). De grootste verdraaiing wordt bepaald door: - a b= l/{p2 q2—2j Sm 0 a b V) p2 q2 2 waaruit kan worden afgeleid: 4 tg2 <J0 p2 q2 2. Uitgaande van de hierboven ontwikkelde equivalente zenithale projectie met de pool als centraalpunt, kan men door eenvoudige transformatie andere equivalente projecties verkrijgen. Wanneer de stralen van de parallelcirkels in projectie alle met een zelfden factor p worden vermenigvuldigd, worden de inhouden dier cirkels met p2 vermenigvuldigd; om nu eene projectie te vinden, waarbij de equivalentie bewaard blijft, moeten de hoeken tusschen de meridianen door pJ gedeeld worden. De straal van een parallelcirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 16