187
dien individueelen aanslag gekomen is. Het is van hooger op
dat men zegt wat de landrente moet opbrengen. En dan zetten de
residenten, assistent-residenten en controleurs de schroeven aan en
dan komt men op eer. bedrag van 15 millioen. „Het is niet te
veel" wordt dan gezegd en dan wordt het vermeerderd tot 20 millioen.
En dan valt het weder in eens op 15 millioen want „het is te veel"
zegt de Minister."
Er wordt al schipperende en modderende bepaald, hoeveel elke
dessa heeft op te brengen. De omslag per dessabewoner schijnt
verder hoofdzakelijk af te hangen van de willekeur van het dessahoofd.
Een der misbruiken bestaat hierin, dat dit hoofd meer int, dan de
dessa moet opbrengen, daartoe zelfs afzonderlijke registers aanhoudt
en het meerdere in eigen zak steekt. Dit meerdere wordt door den
heer Verstij nen op 10 a 20% geschat, wat evenwel, bij den
geringen omvang der meeste dessas, nog geen belangrijk bedrag per
hoofd uitmaakt.
„Aan de onbillijkst geheven belasting, aan de landrente, ontsnapt
niemand die een stuk grond bezit en dat zijn bijna allen. Zij drukt
onmenschelijk zwaar op de armsten, omdat deze niet alleen lijden door
den onbillijken grondslag maar omdat bovendien die armsten juist
weerloos staan tegenover de grenzelooze willekeur, inhaligheid en
afperserijen der dessahoofden." (Wessels in de Ind. Gids Jan. 1890.)
Dezelfde schrijver geeft nader (Landrente op Java in het Ind. Gen.
bl. 8, 9) als oorzaak aan van den loodzwaren druk op het armste
deel der bevolking de heffing over de bruto opbrengst, waardoor de
arme bezitters van weinig produceerende, schrale, onvruchtbare velden
veel te veel betalen, omdat de netto opbrengst van die gronden dikwijls
tot nul daalt en dan de landrente een belasting is op den verrichten arbeid.
De landrente is door hare groote gebreken, door de onophoudelijke
wijzigingen, onderzoekingen, proefnemingen om verbetering aan te
brengen, de bron van voortdurende onrust en ontevredenheid voor
de Javanen, de kwelgeest voor de ambtenaren voor zoover zij niet
„dient tot een voetbankje om carrière te maken" (G. A. de Lange.)
Onder de pogingen om verbetering aan te brengen behooren de
kadastraal-statistieke opneming, omstreeks 1865 opgericht, en het
Gouvernementsbesluit van 23 October 1879 N°. 3.
„Door de kadastraal-statistieke opneming werden 7 residentiën