193 standig geacht worden, om den laatste de directie van het werk op te dragen, of ten minste de hoofdleiding ervan toe te vertrouwen. „Mijn tweede bezwaar, n. 1. dat tegen de methode van meten met smalcalder-boussole en het kaarteeren op strookjes papier en het doorprikken daarvan op de kaart, acht ik een uitvloeisel van het eerste. „Ik kan niet aannemen, dat de chef van het kadaster of zelfs eenig bekwaam technisch ambtenaar daartoe geadviseerd heeft, en houd mij overtuigd, dat het de hoogste verbazing van alle deskundigen zou opwekken, indien algemeen bekend werd, dat dit instrument en deze methode van werken bij de daarstelling van een kadaster op Java nog in gebruik zijn. „Den laatsten tijd van mijn verblijf op Java werd deze methode reeds herhaaldelijk door den hoofdinspecteur van kultures verdedigd, als voor de landrente toch wel voldoende, en, met het oog op de snellere vordering, die hij ervan verwachtte, dus aanbevelenswaardig. „Ik heb toen gezegd, dat zulks niet kon of mocht; dat wij dan weer zouden vervallen in soortgelijk werk, als door de kadastraal- statistieke opneming is geleverd, n. 1. onvoldoende nauwkeurig en tot spoedig verval gedoemd; dat er bovendien weinig of niet meer vordering van te verwachten was, enz en mijn opvolger deelde destijds geheel mijne zinswijze. „Dit bewijst m. i. genoeg, dat de verkeerde richting, die het meet- werk is opgegaan, een gevolg moet zijn van het brengen van het technisch werk onder niet-deskundige invloeden. „In het koloniaal verslag van 188990 leest men wel; „„De metingen van het kadaster voldeden niethoe juist ook, waren zij niet in den vorm gevat, zooals de met den aanslag belaste ambtenaren dien behoefden."" „Moet het niet zeer bevreemden dat zoo iets, reeds vóór men er de proef van genomen heeft, in Indie door leeken op dat gebied wordt uitgemaakt? en zulks ondanks dat werk geheel in overeen stemming is met de eischen, die door de eerste Europeesche speciali teiten er aan gesteld worden. Ook de conclusie, waarom het blijkbaar te doen was, komt mij al zeer weinig logisch en bijzonder naïef voor; zij luidt: „„Hieraan moest worden te gemoet gekomen door de leiding van beide deelen in eene hand te brengen.""

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 195