210 financieele positie dezer ambtenaren zooveel te wenschen overlaat. Eene vergelijking hunner traktementen met die der opzichters van den Waterstaat, met wie zij zich zeiven op eene lijn stellen, valt ten hunnen gunste uit. Die opzichters toch ontvangen eerst in de 1ste klasse de bezoldiging, die de landmeters reeds in de tweede klasse genieten (ƒ1800), en in de 3de klasse ontvangen eerstgenoemden ƒ1200 de landmeters echter 1200 tot 1400. Voorts werd er hierbij op gewezen dat de landmeters nog andere verdiensten hebben. In hun vrijen tijd bewijzen zij diensten aan het publiek, waarvoor zij zich ruim doen betalen. Daargelaten de vraag echter of hunne positie verbetering eischt, hadden sommige leden principieel bezwaar tegen het daarvoor aangegeven middel. Het gaat huns inziens niet aan een ambtenaar de aan een hoogeren rang verbonden bezoldiging toe te kennen voor dat hij dien rang heeft bereikt. Tegen de consequentie van dat stelsel hadden zij bedenking. Neemt men dien maatregel in het belang der landmeters, dan zal men daartoe teeeniger tijd ook ten behoeve van anderen moeten overgaan. Artikel 38a bis. Op grond van hetgeen hierboven omtrent de trage promotie bij het korps landmeters werd opgemerkt, zag men bezwaar in de aanstelling van een 15 tal adspirant-landmeters, zonder dat maatregelen worden genomen, opdat ook na die aanstelling eene billijke promotie verzekerd zij. Artikel 42. Men vroeg hoever de Rijkscommisse van graadmeting en waterpassing met hare werkzaamheden is gevorderd. Meesters Harte, de Ram. Mutsaers. Zijp. 1) Wij plaatsen hier een vraagteeken. Vermoedelijk berust deze mededeeling op een misverstand en hebben landmeters te kennen gegeven, dat zij reeds blijde zoude zijn in zake reiskosten op gelij ken voet als opzichters van den waterstaat te worden behandeld, (Red.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 212