22 Stelt men den poolsafstand ND waaruit volgt: 90 (po 8 en sin <p0 cos 8 dan wordt PD2 R2 (cosec2 p0 1) 2 R2 cosec p0 cos 8 PD! R2 (cosec Po 1)» 4 R2 sin2 i 8 cosec <pQ. Hierin is R (cosec <p01) =PN eene constante waarde, en 2 R sin i 8 ND de koorde, die de pool met een punt van den paral lelcirkel verbindt. Het verschil van PB en PD kan, vooral waar dit niet groot is, gemakkelijker volgens een andere wijze bepaald worden. Laat men uit D de loodlijn DG neer op PB, dan heeft men: BF BG—GF BG—(PD—PG) BG— PG2=BG DG2 PD PG PD PG Daar bij benadering PD PG 2 PG, mag men stellen DG2 BF BGöjpQ. 's ®G s*n PG cot s'n P en DG R (1 cos 2 R sin2 waardoor men vindt BF R (sin S 4 S'"4 2 cot po sin sin De term 4 R LJheeft in deze uitdrukking eene betrek- cot po sin kelijk kleine waarde; werd deze projectie op Nederland toegepast, dan zou deze hoogstens 1 meter bedragen. De berekening van den straal der projectie van een parallelcirkel op eene breedte P p0 geschiedt nu het gemakkelijkste op de volgende wijze: Straal A B A R cot po R sin D 4 R2 t 0 B sin 4 i A De rakende parallelcirkel AB wordt op zijne ware grootte afge beeld, alle andere worden in de projectie grooter. De parallel CD heeft op aarde een straal OD en in projectie een straal LF; de vergrooting is gelijk aan H FF si" -,si° Verlengt OD PD sin MPD sin MPD' S men PD tot de bol in een ander punt S wordt gesneden, dan vinden wij een andere parallel QS, waarvoor de vergrooting dezelfde is als voor CD. Het is duidelijk, dat de boog BS grooter is dan BD,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 22