30 wend om hunne grenzen tegen geweld of tegen 'smenschen snoodheid te beschermen. In den oudsten tijd stond bovenaan de grensvrede. Zij is als een religieus verband op te vatten, welke het oorspronkelijk ruwe geweld tot staan brengt, de veete der aan elkander grenzende buren door rechtspraak beëindigt en de onafhankelijke bouwlieden in een vreedzaam verbond ver- eenigt. Werd door de buren een grensvrede gesloten, dan kwam deze tot stand door een offermaal. De grenssteen werd gezalfd, gekransd, bewierookt en daarna in tegenwoordigheid der deelnemers op de voor hem aangewezen plaats gesteld op het bloed en de overgebleven beenderen van het offerdier, omdat deze in den grond niet vergaan en daarom later als herkenningsteekenen konden dienen. Door de geestelijke kracht van het offermaal veranderde de steen zich in een god, die het recht van vergelding had tegen misdadigers, die zich aan de grens vergrepen. In de oudste tijden konden hiervan natuur lijk geene oorkonden opgemaakt worden, doch de buren pleegden elk jaar een ommegang te houden. In later tijd maakte men van die ommegangen protocollen op, waarin de grenslijn van het eene bepaalde punt tot het andere werd beschreven. Op de verplaatsing der grenssteenen stond bij de oude latijnsche volken eene vreeselijke straf; de misdadiger werd met al zijne ploegdieren ter dood gebracht even als in het oud- Duitsche recht, dat beveelde, den misdadiger in de plaats van den door hem opzettelijk weggeploegden grenssteen in den grond te graven en hem daarna het hoofd af te ploegen. In den tijd der Romeinsche keizers werd de heilige grensvrede voor ver ouderd aangezien, de straffen wegens grensdelicten waren in een aantal paragrafen onder allerlei excepties geregeld. Was bijv. een grenssteen met voorbedachten rade verplaatst, zoo werd de dader naar een eiland verbannen of zijn halve vermogen ten voordeele der gemeentekas verbeurd verklaard. Kwam de steen van zijn plaats door onvoorzichtigheid van een arbeider, die de beteekenis ervan niet kende, dan kwam hij er met een lichamelijke kastijding of eene geringe geldboete af. Langzamerhand werd uit het begrip der grensvrede in verband met de ommegangen het gang- of wandelgerecht afgeleid. Was een grenstwist uitge broken, zoo begeleidden beide partijen met hunne vrienden en getuigen de rechters naar den betwisten grond, elke partij wees de grens aan, waarop aanspraak werd gemaakt, en de rechters stelden een onderzoek in, vooral naar de aanwezige en geheime grensteekens en wezen daarna de grens aan. Wat duidelijk is, behoeft geen nader bewijs, de zaak wordt door het getuigenis van den steen beslist, tegenbewijs is uitgestoten. Kan evenwel de rechter geen bewijzen vinden, zoo hakt hij den knoop door, en verdeelt de betwiste strook grond. Vóór den keizerstijd was de wandelrechter steeds landmeter. Nadat de landmeting een tak van staatsdienst was geworden, werden de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 30