31
wandelgerechten opgeheven en gaven alleen de kaarten voor de rechtbanken
den doorslag. De landmeter had niet meer de bevoegdheid zelf grenstwisten
te beslechten, hij stond hierbij onder de bevelen van den praetor, de rechter
was evenwel gehouden, den twist op grond van de voorlichting des land
meters te beslechten. In den keizerstijd vielen ook aan den grensgod gewijde
bosschen, het eene na het andere, aan de hebzucht van den staat ten offer. Zoo lang
de oude heidensche eeredienst met hare feesten als staatsgodsdienst werd
erkend liet men althans zooveel boomen staan, dat de offerplaatsen bescha
duwd werden. Toen evenwel het Christendom zich uitbreidde, hadden de
aangrenzende bezitters een welkom voorwendsel, zich de heidensche heilig
dommen toe te eigenen. Alleen op eenzame hoogten in het gebergte bleven
de verlaten plekken onder den naam van heidentempels onaangeroerd.
Bij hunne krijgstochten ontnamen de Romeinen het veroverde land een
voudig aan de bezitters, een vierde gedeelte werd onder de veroveraars
(Romeinsche burgers) verdeeld, een vierde bleef staatsdomein, de rest werd
aan de overwonnenen als cynsplichtig land terug gegeven. De opmeting ver
deeling en afpaling van het veroverd gebied vormde nu de voornaamste
bezigheid der Romeinsche staatslandmeters. In den keizerstijd werden soldaten en
veteranen, in den regel bij 200 man ingedeeld, naar het veroverd gebied gezon
den, die daar koloniën stichtten, en tegelijk het gebied romaniseeren en verdedigen
moesten. In het begin ontving ieder burger of soldaat 2 morgen voor cultuur
geschikten grond, later werd dat aantal buiten Italië tot 100 morgen verhoogd,
eindelijk als maximum op 66V3 morgen vastgesteldbij de verdeeling werd
dikwijls ook de vruchtbaarheid des bodems mede in aanmerking genomen.
Het eerste gewichtigste werk van den landmeter bij den aanleg eener
kolonie was het uitzetten van de twee hoofdlijnen nl. noord- zuid en oost
west. Het snijpunt werd, zoo mogelijk, bestemd tot middelpunt van de nieuwe
stad zoodat de beide hoofdlijnen de assen der beide hoofdstraten weiden.
Werd wegens strategische of andere gronden de nieuwe stad in het gebergte
aangelegd, dan werden de hoofdlijnen buiten de poorten in het bebouwbaar
veld gelegd. Was er reeds een heerweg voorhanden, dan werd hieraan
somtijds ook in de plaats van aan een der hoofdlijnen vastgehouden.
Ter weerszijden van de hoofdlijnen werd weder het land in vierkanten
verdeeld, welker inhoud en aantal afhankelijk was van het getal aandeelen
„assignationes"Meestal bevatte een vierkant het aandeel van 100 man, waarom
men het centurianoemde. De grenzen van een centuria werden in zoo
danige breedte genomen, dat zij als wegen konden dienen. Binnen de centuria
werden de indivudueele aandeelen door parallelle lijnen als vierkanten uitgezet.
Bij metingen voor particulieren volgden de Romeinsche landmeters een
dergelijke methode als voor den aanleg van koloniën. Binnen het op te meten
grondstuk werd een operatielijn uitgebakend, aan de einden werden twee lood
lijnen van gelijke lengte opgericht en de toppunten vereenigd, zoodat men