33 Hoe ver men het in de bepaling van den meridiaan had gebracht, blijkt uit de werkwijze van den landmeter Hyginus (100 j. n. C.) volgend een door daarover hem nagelaten handschrift, waarvan hier eene vertaling volgt. „Er bestaat nog eene methode, om uit een drietal schaduwen den meridiaan te bepalen. Daartoe stellen wij op een waterpas vlak een gnomon (een lood rechte staaf) A B en geven van drie schaduwen (op één dag) de eindpunten C, D, E aan. De plaats dezer schaduwen bepalen wij door meting van lengten en van rechte hoeken. Geschiedt dit des voormiddags, dan is de eerste schaduw de langste 's namiddags de laatste. Daarna teekenen wij de drie schaduwen naar eene willekeurige verhouding op een tafel. Zij alzoo het gnomon A B, het vlak B (het voetpunt van het gnomon in het waterpas vlak) nemen wij de langste schaduw en bepalen haar (einde) door C; op gelijke wijze bepalen wij de tweede door D de derde door E, zoodat hunne lengten naar de verhouding zijn B E D C (BE, BD, BC). Trekken wij daarna de hypothenusa van C naar A en van D naar A en beschrijven wij uit het punt A met de afstand E (A E) een cirkel (de drie rechthoekige driehoeken ABC, ABD, ABE door draaiing om AB in hetzelfde vlak gedacht). Daarna trekken wij lijnen evenwijdig aan het waterpas vlak tot aan de rechthoekszijde (AB) uit de snijpunten der hypothenusas met den cirkel uit F naar G en uit J naar K. De langste lijn GF zetten wij daarna op de langste schaduw van punt B uit, de tweede eveneens en vinden dus J. Daarna trekken wij door F en J een rechte lijn, eveneens door CD. Deze beide lijnen snijden elkaar in punt T. Daarna trekken wij de lijn TE, die de richting oost- west aangeeft. Richten wij hierop eene loodlijn, zoo zal deze de meridiaan zijn". (Het cirkelvlak snijdt het waterpas vlak volgens eene lijn die oost- west loopt, E en T zijn punten van die snijlijn) Het waterpas-instrument chorobatesbestond uit een vierkante houten balk Occ r

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 33