35
De berekenings-methoden der Romeinsche landmeters kwamen blijkens de
geschriften van Var on (49 v. C.) en Columelle (42 n. C.) gedeeltelijk met
de tegenwoordige overeen, de regels in die geschriften voor de berekening
van een vierkant, rechthoek, trapezium, rechthoekige driehoek en cirkel
worden ook heden nog gevolgd.
Voor de berekening van den inhoud van een gelijkzijdigen driehoek nam men
van het vierkant der zijde */3 '/ïo, een resultaat, dat den werkelijken inhoud
tamelijk nabij komt. Bij een ongelijkzijdigen driehoek nam men de halve
som van twee zijden en vermenigvuldigde deze met de halve lengte der
derde, bij een onregelmatigen vierhoek vermenigvuldigde men de halve som
van elk der twee tegen overgelegen zijden met elkaar, beide laatste methoden
geven zeer onnauwkeurige resultaten.
Als veldwerk gebruikten de landmeters platen van boomschors met een
dun laagje was overtrokken cerawaarop met ijzeren stift geteekend werd,
de stift was van onderen spits, van boven plat, om onjuistheden door het
platdrukken van de was weer weg te kunnen nemen.
Van alle streken, die van staatswege werden verdeeld of gemeten, werden
kaarten opgemaakt. De minuut werd meestal in koper of erts gegraveerd
aesforma"dubbelen teekenden de landmeters met een rieten pen op fijn
doek „mappa". Al deze kaarten waren evenwel niet op maat geteekend,
want het gebruik van de schaal kwam eerst in de 16e eeuw in zwang, het
waren slechts schetsen waarop de maten waren vermeld.
Behalve de eigenlijke geodetische oefende de Romeinsche landmeter ook
notarieele functies uit, in het bizonder hield hij een protocol van de verloting
bij verdeeling en het daarvan door hem opgemaakt document had kracht
van volledig bewijs. Bij eene verdeeling van staats-grondgebied, als dit in
privaat-eigendom overging, maakte hij een formeel kadaster op, welke de
namen der eigenaars in volgorde met de belendingen bevatte. Veranderingen
werden door hem bijgehouden.
Bij twisten over den eigendom van meer dan gewone beteekenis moest de
landmeter den feitelijken toestand met het kadaster vergelijken, om de rechts
verhoudingen vast te stellen. Daartoe moest hij op de hoogte zijn van het
zeer gecompliceerd Romeinsch zakenrecht, daar de rechter op grond van zijn
rapport uitspraak deed.
De bepaling omtrent het akker- en ploegrecht moge hier een plaats vinden
Om een perceel tot dicht aan de grens te kunnen omploegen, moet nood
wendig een der beide trekdieren over de grens op het belende perceel
loopen; zoo ook bij het wenden aan de beide einden. De zoom van ieder
perceel was daarom met een wettelijk servituut belast, waarvoor eene breedte
van 2'/i voet 0,73 M. als weg voor den ploeger en het trekvee was
vastgesteld.
De Romeinsche landmeetkunde is in theoretischen zin aan de Grieken