38
Landmeetkunde.
Het driehoekspunt A is verloren gegaan. Bekend zijn de op A waarge
nomen richtingen a„ a2 en a2 naar de driehoekspunten Pj, P2 en P3, met P0
als beginrichting en de log. der afstanden ?0, ?t, ?2, en ?3. Bij benadering is
een punt S bepaald, waarop de richtingen <p?2 en <p3 naar genoemde punten
gemeten zijn. Gevraagd worden de maten 3y en <JX ter nauwkeurige bepaling
van A, waarbij SPj als abscissen-as wordt aangenomen.
a, 152°58'56" <py 152°59'21"
a2 214°32'58" <Pi 214°33'43"
a3 235°42'13" ?>3 235°42'38"
dögr 3,930 527
log. 3,584 226
log. ?2 3,666 699
log. ?3 4,040 496
De grens tusschen twee perceelen is de gebroken lijn ABCDEFG; deze
door berekening in eene rechte lijn te transformeeren, zoodat de inhouden
onveranderd blijven.
Enz. enz.
Methode der kleinste kwadraten.
In een driehoek zijn twee hoeken met gelijke nauwkeurigheid gemeten en
bevonden 64°I6'38" en 76°39'38". De middelbare fout van eiken hoek
s: 6",5. Hoe groot is de middelbare fout van den derden hoek?
Indien het gewicht eener enkele lengtemeting van 100 M. 1, hoe vele
malen moet dan eene lengte van 625 M. worden gemeten om het gewicht
2 te verkrijgen?
Van vier hoeken a, /S, >1, eener rondmeting zijn de resultaten der meting
en de gewichten bekend. Gevraagd wordt de vereffening onder bepaling van
de waarschijnlijkste grootte van eiken hoek, de middelbare fout der gewichts
eenheid, de middelbare fout van eiken hoek vóór de vereffening, de gewichten
en de middelbare fouten na de vereffening
a 103°08'21/'79 pa 12
P =65°57'09,"31 p/3 =6
/l - 89°29'42,"00 p/t 15,8
101°24'44,"96 p? 12
Enz