47
een recht, ouder of beter dan dat van den ingeschrevenvervreemder.
Wij hebben in den laatsten tijd allerlei definities gekregen, waarin
men het wezen van een positief stelsel tracht uit te drukken. Dat
men in het formuleeren gelukkig is geweest, zou moeilijk kunnen
volgehouden worden.
Eene scherpe omschrijving en omlijning van het hoofdbeginsel van
het positieve stelsel is haast nog meer noodig voor ons, die vertrouwd
zijn met het negatieve stelsel, dan voor hen, die onder een positief
stelsel leven. Want is de definitie gebrekkig, onvolledig of onjuist,
zoo komen wij noodwendig tot verkeerde gevolgtrekkingen, waar
voor bij de Duitschers minder gevaar bestaat, omdat zij door hunne
kennis van de practijk voor onjuiste gevolgtrekkingen gevrijwaard
zijn. Voor hen zijn de definities afleidingen, conclusiën; voor ons
zijn zij de grondbegrippen waaruit conclusiën worden getrokken.
Men kan zich in eene vreemde zaak dikwijls het gemakkelijkst
indenken, door eerst na te gaan, wat zij niet is, en daarna vast te
stellen wat zij wel is. Deze methode zal ik hier volgen en daartoe
de definities van Prof. Land, Notaris Moll, Hypotheekbewaarder
Bouman en Prof. Hamaker aan de Pruisische grondboekwetten
toetsen.
Die der drie eerstgenoemden luiden:
1°. „Het grondboek behelst officieele waarheid; wie dus op de
„registers als eigenaar geboekt staat, geldt rechtens als eigenaar.
„Heeft soms de titel eenig gebrek, dit is door de inboeking op de
„registers te niet gedaan"1).
2°. „(Positief) noemt men (stelsels), wanneer het feit der inboe-
„king van akten in openbare registers het bewijs oplevert, dat
„hij, aan wien naar den inhoud dier akten een zakelijk recht toekomt of
„afgestaan of toegekend wordt, dit recht ook werkelijk verkregen heeft"2).
3°. „In het positieve stelsel, zooals het in Pruisen bestaat, wordt
„door de wet aan de openbaar gemaakte rechten volledige, absolute
„waarheid toegekend"3).
Mr. N. K. F. Land, Paleis van Justitie v. 18 Aug. 1893.
2) A. Moll, Handelingen Ned. Jur.-Vereen. 1893, I. bl. 257.
s) J. C. Bouman, Beschouwingen over het recht betrekkelijk onroerende
goederen in Nederlandbl. 13.