49
Entgeit", zich op den „redlichen Glauben an die Richtigkeit des
Grundbuchs" niet kunnen beroepen, onverschillig hoe lang de reeks
ingeschreven opvolgende verkrijgers „om niet" moge zijn.
4°. Dat alleen die verkrijgers tegen uitwinning gevrijwaard zijn,
die onder bezwarenden titel te goeder trouw verwerven van den in
geschreven eigenaar.
Vergelijkt men met deze, uit de Pruisische wet zelve afgeleidere
gels de drie bovenstaande definities, dan behoeft de onhoudbaarheid
der laatste niet nader te worden aangetoond.
Eene afzonderlijke beschouwing verdient de definitie van Mr. H a-
maker. Zij luidt: „De eigenlijke kern (van het positieve stelsel) be-,
„staat daarin,dat het eene van de overheid uitgaande bekendmaking
„is, ter beantwoording van de vragen a. wie eigenaar is van elk
„onroerend goed, b. welke rechten daarop rusten, c. aan wie die
„rechten toekomen. De overheid heeft zich te eeniger tijd ten aan-
„zien van deze punten zorgvuldig op de hoogte gesteld, met gebruik
making natuurlijk van de inlichtingen die belanghebbenden werden
„opgeroepen haar te verschaffen, en zoo haar grondboek in orde
„gemaakt. Zij heeft toen bekend gemaakt, dat zij voor de juistheid
„harer mededeelingen instond"1).
Evenals de meeste andere tegenstanders van een positief stelsel
zoekt Mr. Hamaker alzoo het hoofdbeginsel in de beteekenis, te
hechten aan den inhoud van het register, in de rechtskracht toe te
kennen aan de geschreven letter, in plaats van het te zoeken in de
rechtsbeginselen, levende in het volksbewustzijn, voor welker verwe
zenlijking de beteekenis, aan den inhoud van het grondboek te geven,
niet is doel, maar middel.
Mr. Hamaker bouwt een uitvoerig betoog op de onderstelling, dat
„de overheid de juistheid harer bekendmakingen garandeert", hoewel
zelf erkennende, dat deze uitdrukking „niet geheel juist is"s).
Inderdaad gerandeert de overheid nergens de juistheid van het
grondboek; zij erkent in tegendeel, dat het grondboek onjuist en
onvolledig kan zijn en opent daarom voor ieder belanghebbende de
gelegenheid, eene vordering tot verbetering in te stellen.
Rechtsgel. Mag., 1893, bl. 444.
J) Wat is het stelsel enz., bl. 6.