51
voor een vierde, wiens recht beter was, dan dat van den erflater.
De bezitter is geenszins rechteloos: de bezitsactiën bestaan in Duitsch-
land evengoed als hier; ten petitoire echter heeft de ingeschreven
eigenaar een voor tegenbewijs vatbaar rechtsvermoeden in zijn voor
deel; niet op hem, op den bezitter rust de bewijslast. Doorbreek ons
stelsel slechts met den regel, dat uitwinning afsluit op eene inschrijving,
gegrond op een bezwarenden geldigen titel, en ge hebt het Duitsche
stelsel.
Men verlieze hierbij niet uit het oog; dat alleen de geboekte
eigenaar door vervreemding of bezwaring aan een ander eene plaats
in het grondboek kan verschaffen. Is hij overleden, dan loopen op
volgende niet geboekte erfgenamen of bezitters geen gevaar voor
uitwinning door den geboekten eigenaar. Niemand kan hen beletten,
hun recht, hun bezit over te dragen. Zelfs de verjaring, tegen ge
boekte eigenaars uitgesloten, kan weder in werking treden.
Al wordt het zakelijk recht door erfgenamen buiten het grond
boek om verkregen, al wordt een gebrek in hun titel niet opgeheven
door inschrijving, daarom is het toch voor hen geenszins onverschillig,
of hunne verkrijging in het grondboek wordt openbaar gemaakt,
want zij kunnen een kooper geen plaats in het grondboek verschaffen,
zonder zelf eerst geboekt te zijn, en vooral, zij kunnen vóór dien
tijd geen hypotheek vestigen.
Prof. Mr. J. P. Moltzer deed bij het debat in de vergadering der
Nederlandsche Juristen-Vereeniging uitkomen, dat tusschen een ne
gatief stelsel, naar de wenschen der voorstanders aangevuld en
verbeterd, en een grondboekstelsel het verschil inderdaad veel ge
ringer is, dan velen schijnen te meenen.
„Het positieve grondboek doet, ten bate der rechtszekerheid voor
„onroerend goed, volmaakt hetzelfde, wat voor roerend goed onze
„pandwet van 1874 zoo keurig heeft geformuleerd, toen zij, in het
„laatste lid van art. 1198 B. W., de bepaling opnam, dat des pand
gevers onbevoegdheid den (te goeder trouw zijnden pandhouder
„niet kan worden tegengeworpen''1). Van deze formuleering uit
gaande, trachtte Mr. Moltzer eene definitie te geven van positieve
stelsels. Ware daarbij strenger vastgehouden aan het uitgangspunt,
Handelingen Ned. Jur.-Ver., 1893, II bl. 58.