55
daaruit voort. De verdere eigenaardigheden zijn bijzaken, hoe
belangrijk ze overigens mogen wezen.
Het stelsel van duplicaten, caveats, het verzekeringsfonds, enz.
kunnen zonder bezwaar worden geënt op een grondboekrecht als het
Pruisische.
Wie zich niet blind staart op een register, wiens gezichtskring niet
beperkt is tot een eenzijdig doel: de uiterlijke volmaaktheid van
boekhouding, wie niet voor consequenties houdt, wat niets anders is
dan wanbegrip omtrent het wezen van grondboekwetgeving, maar wie
in het register slechts het middel ziet om aan het rechtsbewustzijn,
aan werkelijke behoeften van het practische leven te voldoen, vraagt
zich natuurlijk af, of de door sommigen voor de elegantie van het
grondboek gevorderde grepen in het materiëele recht noodig en wen-
schelijk zijn. Een al te sterke drang in die richting zal allicht velen
afschrikken, om de grenslijn, die positieve en negatieve stelsels scheidt,
te overschrijden.
In die richting ligt bijv. de bepaling der Real Property Act van
Zuid-Australië, welke ook aan den geboekten erfgenaam een onaan
tastbaar recht toekent.
Het algemeen belang verzet zich geenszins tegen eene zakelijke
actie van een beter gerechtigden erfgenaam of van een derde, die
zijn zakelijk recht tegen den erflater had kunnen vervolgen.
Geheel anders staat het met de vraag, of het zakelijk recht van
den bona fide verkrijger tegen wederpraestatie, dan wel dat van een
vroegeren eigenaar den voorrang zal hebben, of het recht van den
eerste, dan wel dat van den laatste zal worden gereduceerd tot eene
persoonlijke vordering tegen den vervreemder. Hierbij is het alge
meen belang, is de rechtszekerheid, is het grondcrediet in hooge
mate betrokken.
Indien het mij gelukt is, op het voetspoor van Prof. M o 11 z e r, aan
te toonen, dat het verschil in de rechtsbeginselen van positieve en
negatieve stelsels veel geringer is, dan men zich in den regel voor
stelt, dan is daarmede ook de veronderstelling gelogenstraft, dat de
overgang in ons land tot een positief stelsel een groote sprong
zou zijn, dat daarmede de geleidelijke weg van rechtsontwikkeling
zou worden verlaten.