5 Ot ir (Te2Td2) GH OH OG en 02 2 n (OH OG) MO. TE2 TO2 OE2 2 TO X OH. TD2 TO2 OD2 2 TO x OG. TE2 TD2 2 TO X (OH OG). OH - OG TE2—TI)2 en 02 n (TE2 TD2) X 2 TO TO en daar TE Te, TD Td en MO KO is, 02 (Te2Td2) Nu blijkt door de gelijkvormigheid der driehoeken Tfm en TKO ook nog dat zoodat Tm TO 02 n (Te2Td2) 0lf wat bewezen moest worden. Tm Laat men nu het aantal zijden van de regelmatig gebroken lijn onbepaald toe en de lengten daarvan afnemen, dan gaat deze over in een cirkelboog, en het oppervlak in een bolvormige schijf, waaraan de kegel in K raakt, terwijl de gelijkheid der oppervlakten op bol en kegel blijft bestaan, wanneer de afstanden van den top T tot de kleine cirkels op den bol langs de beschrijvende lijn TK worden uitgezet. Wanneer T de top is van een kegel, die raakt aan een bol O, dan zullen de oppervlakten van den bol O en den kegelbegrepen tusscken twee concentrische bollen met T als middelpunt, aan elkander gelijk zijn. Denken wij ons den top T op oneindigen afstand geplaatst, dan gaat de kegel in een cilinder over, rakende den bol volgens een grooten cirkel, de concentrische bollen uit T als middelpunt worden platte vlakken, loodrecht op de as van den cilinder en wij ontmoeten het bekende verband tusschen het bol- en het cilinderoppervlak. Laten wij den top T zich naar den bol toe bewegen, dan zal op het oogenblik, dat dit punt op den bol valt, de kegel overgaan in een plat vlak, terwijl de bollen met het raakpunt tot middelpunt nog gelijke oppervlakten van den bol O en het platte vlak zullen afsnijden; wij vinden hier de bekende betrekking terug tusschen het boloppervlak en een cirkel in een plat vlak beschreven. j mf KO j mf

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 5