63
Maar tegen die methode van fouten oplossen waakt Anw. IX; in Neder
land hebben we echter vrijheid onder den schijn van naar groote nauw
keurigheid te trachten, zooveel waarnemingen te verrichten als ons
lief is, en de theodoliet wel wil dulden. Misschien is hier iets
voor te zeggen, zoolang we de zienswijze zijn toegedaanvoor de be
rekeningen één type papier, voor de hoekmetingen één type theodoliet.
Verwijlen we even bij de Pruisische opvatting.
In Pruisen worden de trigonometrische punten, naar gelang van hun
gemiddelden afstand, onderscheiden in punten van de le, 2®, 3® en 4e orde.
Deze gemiddelde afstand bedraagt voor de naburige punten van
dezelfde orde en der hoogere orden, bij punten van de:
1® orde, 20000 meter en daarboven,
2® orde, 10000 meter tot 20000 meter,
3® orde, 3000 meter tot 10000 meter,
4® orde, minder dan 3000 meter.
{Anw. IX Abschnitt 11 6).
In aansluiting aan deze punten worden ter behoorlijke bevestiging
van hetpolygoonnet voorts nog punten trigonometrisch bepaald, bekend
onder den naam aan trigonometrische hulppunten.
Bij de plaatsing wordt zorg gedragen dat zooveel mogelijk ge
strekte polygoontrekken kunnen worden gevormd, daardoor worden
tallooze trapgewijs afdalende polygoonvertakkingen vermeden.
De hulppunten vallen bijgevolg bij voorkeur samen met de knoop
punten der polygoontrekken, of wel, met de punten waar de polygoon
het sterkst wegbuigt. {Anw. IX Abschnitt 111 24).
In rangorde volgen op deze punten de polygoonpunten, waaronder
de knooppunten.
Omtrent de waarneming der richtingen wordt voorgeschreven dat
zij steeds in beide standen van den kijker een gelijk aantal malen
zal plaats hebben. Bedoeld aantal is in werkelijkheid afhankelijk
van de samenstelling van den theodoliet.
Op zijn minst bedraagt het wanneer door de betrokken richting
een punt van de 3® orde wordt bepaald:
a. bij reïteratie waarneming een viervoud,
b. bij repetitie waarneming een zesvoud,
indien een punt van de 4® orde wordt bepaald.
a. bij reïteratie waarneming een drievoud,