69
De eerste kolom van het formulier verwijst naar form. 1, waaruit
de voor de berekening te gebruiken hoeken worden overgenomen
men voert de berekening uit, met logarithmen in vijf decimalen.
Voor het trig. form. 4, Anw. IX 29, 30, 31, luiden de voor
schriften als volgt.
De terugbrenging van op excentrische standplaatsen waargenomen
richtingen naar het centrum van het trigonometrisch punt wordt in
den regel uitgevoerd volgens de in het hoofd van het formulier af
gedrukte rekenformules, met inachtneming der eveneens in het hoofd
afgedrukte beschrijving.
De afstand s der richtpunten mag uit eene voorloopige driehoeks-
of coördinaten berekening, of indien de excentriciteit in verhouding
klein is, het gewone geval, uit een, uit de coördinaten der bekende
punten en de waargenomen richtingen samengesteld plan van drie
hoeksmeting worden overgenomen.
De berekeningen voor de centreering worden gewoonlijk in vier
decimalen logarithmisch bewerkt.
De in trig. form. 4 afgedrukte formule voor de aan de waarge
nomen richting a3 toe te voegen verbetering
is een benaderingsformule welke gebezigd mag worden indien de
excentriciteit e, 1/41 van den betrokken afstand s niet te boven gaat.
Is de excentriciteit grooter dan 1/ll of doen bizondere omstandig
heden eene grootere nauwkeurigheid wenschelijk schijnen, dan wordt
de verbetering bepaald volgens de formule:
sin e
sin e (2)
s
de in het formulier uit te voeren berekening vindt dan plaats onder
overeenkomstige verandering van het hoofd.
Nog zijn we niet aan het eind van alle centreerings-wijsheid, we
kunnen voor 't volgende geval komen te staan.
De theodoliet is centrisch opgesteld en nu blijkt ons bij beschou
wing der waar te nemen richtingen dat een der richtpunten onzicht
baar werd, of wel, we oordeelen het gewenscht een onzichtbaar of
moeilijk zichtbaar richtpunt in onze serie op te nemen. {Anw. IX
Trig. Form. 1 punt 11 Brebel, en punt 16 blz. 10 tjm 24).