3(4)+Ê D(S)+ 9 0 s 3(1) ^-)(s)-28 87 4 (s) 2 (I) 1 (2) -f 2 (3) 2 (4) 19 o. *0) -§(») y (1) 10,5 U2) -^-(s)-y (2)=- 3,2 2(3) -|(s)+^ (3) -4- 10,5 2W -|(s)-y f4) 1,6 Totaal-H(s) 4(»)-y(«) f-19 o T 9 w 3 (s) 4,1 81. „Met de verbeterde hoeken wordt de berekening der voor- loopige zijden der driehoeken a, 6, t, uitgevoerd, waarbij de aan- vangszijde a in den eersten driehoek willekeurig, bijv. op 1000 Meter wordt genomen. „In trig. form. 19 worden met deze voorloopige zijdenlengten de voorloopige coördinatenverschillen Jg, Af, in een polygoontrek tusschen het aanvangspuut Pa en het eindpunt Pe van den schakel, berekend; waarbij in het geval sub. c. van regel 80 ook de neiging van een der driehoekszijden willekeurig wordt aangenomen. „Door vergelijking van den afstand uit de som der voorloopige coördinatenverschillen [z/g], [Af] verkregen, met den, uit de ge geven coördinaten van aanvangs- en eindpunt van den schakel af te leiden afstand S, vindt men dan de verhouding q waarmede de voorloopige driehoekzijden a, fi, t, of de voorloopige coördinaten verschillen z/g, Af moeten worden vermenigvuldigd om daaruit de definitieve driehoekszijden a qa, b qfi, c qt, of de definitieve coördinaten verschillen Ay q^g, Ax qAf. te bekomen. „In het geval sub. c regel 80 wordt op overeenkomstige wijze uit de uit [/Jg], [Af] gevonden neiging 11 en de uit de gegeven coördinaten van Pa en Pe af te leiden neiging v de hoek <p v tl 3(2) (I £)(s)+11=0 3 (3) 4- H- (s) 28 o

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 85