9 dan vormen deze een ellips, waarvan de korte as ligt in den meri diaan en de lange as loodrecht daarop door p. Niet alleen door deze projectie, maar in het algemeen bij elke projectie wordt, eenige bijzondere punten in sommige projecties uit gezonderd, een klein cirkeltje op aarde door eene ellips voorgesteld, welke als kenmerkend kan worden beschouwd voor den aard der vervorming in het gedeelte, waar deze gelegen is. Wij willen daarom dit onderdeel eenigszins algemeener opvatten en aannemen, dat bij eene of andere projectie eene ellips met de halve groote en kleine assen a en b de afbeelding is van een cirkeltje op aarde met een straal gelijk aan de eenheid. Figuur 6 stelt een cirkel OABCD voor en de afbeelding daarvan, de ellips OEFGH. De straal OA van den cirkel is gelijk de eenheid, de halve groote as OF a, de halve kleine as b. Een punt P op den cirkel neemt op de ellips eene plaats Q in, zoodat de loodlijnen QN en PM op OB zich verhouden als EO tot AO of als b: 1; en de loodlijnen QL en PK. als FO tot BO of als a1. De ligging van Q ten opzichte van P kan nog eenigszins nader worden bepaald. In figuur 7 is een cirkel beschreven met een straal Oa V2 (a b), verder is Z aOp gelijk Z AOP in figuur 6, welke wij a zullen noemen. Uit p wordt nu een afstand p Q 1/2 (ab) uitgezet in eene richting die met pO een hoek 2a maakt, zoodat de loodlijn pm op de groote as der ellips neergelaten den hoek QpO in twee hoeken verdeelt, die beide gelijk aan a zijn. De loodlijnen QN en QL uit het aldus bepaalde punt Q neergelaten zullen nu gelijk zijn aan de gelijknamige lijnen in fig. 6. Men heeft namelijk in fig. 6. QN b X PM b cos a en QL a X PK a sin a. en in fig. 7. QN Ok—Lk V, (a 4- b) cos a (ab) cos a b cos a. QL Om mN 1/2 (a b) sin a (a—b) sin a a sin a. De ligging van Q in beide figuren is dus dezelfde. Uit deze constructie blijkt nu, dat de verdraaiing, veroorzaakt door de projectie, ten opzichte van Oa, aangegeven wordt door den hoek pOQ, den hoek van een driehoek, waarvan twee zijden eene constante waarde 1/2 (a b) en j (ab) hebben en de daartusschen gelegen hoek gelijk 2a is, en dat die verdraaiing alzoo in een eenvoudig verband staat tot de grootte van 2a.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1895 | | pagina 9