104 zijn geheele Rijk aan de compie. had overgedragen, deed hij zich, op denzelfden dag, tot Soesoehoenan „Mataram" uitroepen. Bij deze gebeurtenis werd de band tusschen oom en neef nauwer toegehaald doordien Mangkoeboemi zijne dochter aan Mas Sahid ten huwelijk gaf. Na een hardnekkigen oorlog tegen den jongen wettigen Soesoe hoenan, welke laatste gesteund werd door de compie, kwam er einde lijk onverwachts een wending ten goede doordien schoonvader en schoonzoon elkander vijandig gezind werden, en de wapenen tegen elkander keerden. Door toedoen van de compie. werd de Soesoehoenan overgehaald zijn Rijk in tweeën te verdeelen. Aan Mangkoeboemie werd de titel van Sultan verleend, bij tractaat van reconciliatie, vrede- vriend en bondgenootschap op 13 Februari 1755. Hij zou voortaan den titel voeren van Sultan Hamangkoe Boeana Senopati Ngalaga Abdoe'l Rachman Sahidin Panatagana Kalifatolach. Naast den Soesoehoenan van Soerakarta zou voortaan ook een Sultan van Djogjokarto bestaan. Hij zou zijne landen bezitten in leen van de compmet recht van opvolging van zijne wettige troonopvolgers. (Op 26 April 1774 werd tusschen den Soesoehoenan en den Sultan, ten overstaan van den Gouverneur van Java, een contract gesloten, tot regeling van de verdeeling hunner landen, opgenomen in registers welke bij acte gepasseerd te Semarang op den 2den November 1773 waren vastgesteld.) In verband met het bovenstaande komt het gewenscht voor een terugblik te slaan op den toestand van andere landen op Java en dienen wij even stil te staan bij het plakaat van 14 Mei 1686 't geen eene omschrijving bevat van hetgeen door de Cie. als de Jacatrasche geconquestreerde landen werd beschouwd „Ten Noorden en ten Zuiden dwars over het eijlant van de eene „zee tot aen den anderen, daer onder medegereeckent de wedersijden „aen ofte omtrent gelegen eijlandjes". „Wijders ten Oosten aen de rivier Krawang (Tjitaroem) en ten „Westen tot aen de rivier Tangerang (Tjidanie) ofte Ontong-Java, „sooverre die beijde rivieren aen de Noorder-zee off nae ende door „het geberchte te lande waert in, oploopen ende dan voorts van „daer se komen te stuijten off eijgenlijk haer verste oorspronck

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 104