109
Naif is zeker de volgende considérance
„De Regeering was niet zeker of die belasting daar al dan niet
„geheven werd en gelastte de invoering slechts „„in gevalle het be
stalen van 's Heeren geregtigheijd aldaar niet mogte wezen g'intro-
„„duceert.""
Bij dat van 18 November 1745 werd bepaald, dat op de buiten
kantoren bij verkoop van vaste goederen, ten behoeve van de Cie,
zou geheven worden een belasting van 5%.
Den lst«n November 1750 overleed de Gouverneur-Generaal van
I m h o f f.
Naar Indië teruggekeerd als „Hersteller" had hij in den laatsten
tijd van zijn bestuur kunnen bemerken, dat de groote verwachtingen
die het opperbestuur van hem had gekoesterd, aanmerkelijk waren
verminderd, hoewel hij nog korten tijd vóór zijn dood zijn gezag
weder eenigermate gesteund zag door prins Willem IV, sedert deze
tot Opperbewindhebber der O.-I. Cio was verheven.
Zoo liet het bestuur van G. W. baron van lmhoff, wiens op
treden als opperlandvoogd de hoogst gespannen verwachtingen had
doen ontstaan, evenals dat van zoovelen vóór hem, groote teleur
stelling achter. Toch stond hij hooger dan velen zijner voorgangers.
Hij was een man van buitengewone werkkracht, maar voor eene
afdoende hervorming van de Cie zou meer vereischt zijn geweest,
dan wat hij bedoelde. Hij bezat bovendien het gebrek, veelal aan
zijne hoedanigheden gepaard, van namelijk alles tegelijk te willen
aanpakken en daardoor alles ook op losse schroeven te stellen. Hij
schiep zich illusiën en twijfelde niet aan de mogelijkheid van nieuwe
muren te kunnen optrekken op oude grondslagen.
Zijne driftige, heerschzuchtige, niet altijd even nadenkende staat
kunde tegenover den inlander, had daarenboven tot gevolg, dat hij
Bantam in het Westen en het rijk van Mataram en Javakust in het
Oosten, in vollen opstand als erfenis naliet aan de Cie, wier finan
ciën door dit alles in Indië, na zijn dood, in nog zorgelijker toestand
werden gebracht, dan waarin zij bij zijn optreden reeds verkeerden,
Van Imhoff werd opgevolgd door den Gouverneur-Generaal
J Mossel.
Het landgoed „Buitenzorg" werd aan dien Landvoogd en zijne
erfgenamenbij plakaat van 7 Juni 1751, in eigendom overgedragen,