Verslag van de 12e jaarlijbsche Algemeens Vergadering op
24 Augustus 1896, gehouden te Scheveningen
in „de Seinpost".
Nadat het gebruikelijke aan het wisselen van begroetingen gewijde
kwartiertje tot een half uur was aangegroeid, opent de Voorzitter
te ruim elf uur de vergadering.
Aanwezig zijn de leden de Balbian, van Beek, Boer, van
den Briel, van Buren Lensinck (voorzitter), van Dullemen,
Gombault, de Groot, A. G. Hessels, Hoffmann, J. Holt-
huizen, W. Holthuizen, Hondius, Hunze, de Koningh, de
Korver, Meijer, ten Oever, Oosterman, Prins, Roborgh,
Sillevis, de Vries, Vierkant, Vruggink, Wage maker en
W e ij g e r s.
Alvorens tot de behandeling der agenda over te gaan heet de
Voorzitter den leden welkom ongeveer in de volgende bewoordingen
Mijne Heeren! Met meerderheid van stemmen nam Uwe verga
dering in het vorig jaar het besluit om in 1896 te 's Gravenhage
bijeen te komen.
En indien nu het Bestuur zich niet stipt aan de letter gehouden,
maar dat besluit in wat ruimer zin heeft opgevat en U durfde
convoceeren te Scheveningen, dan vleit het zich toch in Uwen geest
gehandeld te hebben.
Immers Scheveningen en 's Hage zijn één en ondeelbaar, en
waar ieder die in laatstgenoemde plaats vertoeft, hetzij als blijvend
of als tijdelijk inwoner, zich rept, zoodra het kan te komen aan
de plek waar de golven der Noordzee het strand bespoelen, mocht
vrij de meening bestaan dat Gij, bij de verpoozing, of na afloop der
werkzaamheden, het aangenaam zoudt vinden in de onmiddelijke
nabijheid te zijn van dit zoo gezochte en beroemde oord.
Van harte heet ik U allen welkom die, van verre of meer van