119
Hoewel op zichzelf gering, is toch ook dit feit een bewijs dat
in de hooge kringen een andere geest gaat vaardig worden en de
landmeter niet meer beschouwd wordt als de werkman die met
hooge vetlaarzen aan in het veld loopt, over slooten springt, over
hekken klautert en nimmer zelfstandig werktzooals dit lieflijk
beeld ons werd geschetst in „de Telegraaf' van 19 Oct. door een
inzender die zich noemt: „Een die niet meer zoo jong is".
De hermetingen in ons land worden voortgezet maar met de
meest mogelijke kalmte; waar nog tal van gemeenten dringend
vernieuwing vorderen, zijn slechts enkele daarvoor aangewezen. Doch
daarover willen wij niet treuren: al geeft hermeting ontegenzeggelijk
verbetering van den bestaanden, vaak treurigen toestand, de tegen
woordige wijze van uitvoering beantwoordt nog, op verre na, niet
aan het gestelde ideaal en in afwachting of dat nog verwezenlijkt
zal worden zeggen we voorloopig maar hoe minder hoe liever.
Nu, in ieder geval zijn de collega's, hier met hermeting belast,
bespaard gebleven voor onlusten en verzet als in dit voorjaar te
Menadier in Frankrijk voorkwamen: de boeren wilden de meting
niet dulden, de maréchaussees moesten optreden en 4 dooden met
17 gewonden waren het gevolg der schermutseling.
Toch zou zeker ieder onzer gaarne op het arbeidsveld zijn bloed,
of althans een deel daarvan, laten vloeien als daarmede het genoemde
ideaal bereikt werd.
Onze vereeniging ondervond een groot verlies door het afsterven
van 2 der leden de H.H, Upmeijer en de Koningh. Was bij
onze vorige bijeenkomst eerstgenoemde nog in volle gezondheid in
ons midden, de heer de K anders een getrouw bezoeker onzer ver
gaderingen, werd reeds toen gemist; eene ongesteldheid, die wel zorg
baarde, maar toch niet hopeloos scheen, bond hem aan huis. Helaas
van herstel mocht geen sprake zijnna langdurig lijden bezweek
hij op den 6e" Maart van dit jaar. Slechts enkele dagen vroeger
was vrij plotseling ook de heer U p m e ij e r overleden.
Het heengaan van deze beide ambtgenooten, terzelfder standplaats
gevestigd, in den bloei van hun leven, heeft ons allen zeker diep
geschokt en ik meen van deze plaats daarover ons innig leedwezen
te moeten uitspreken en aan hunne nagedachtenis te brengen een
stille hulde, een laatsten eerbiedigen, kameraadschappelijken groet.