DE VERNIEUWING DER BIJBLADEN. Hoe is het toch mogelijk, zullen vele belangstellenden in kadas trale aangelegenheden zich afvragen, dat een zaak, die ons zoo eenvoudig lijkt, die met de eigenlijke wetenschap der landmeetkunde zoo bedroefd weinig heeft uit te staan, doch slechts een maatregel is om den gewonen kadastralen dienst in zijn gewonen gang gaande te houden, dat deze zaak, de vernieuwing der bijbladen, nadat bijna 20 jaar geleden de noodzakelijkheid daarvan in de instructie voor de ambtenaren van het kadaster werd uitgesproken, in plaats van reeds lang tot het verledene te behooren, een blijvende tak van dienst dreigt te worden en tot het schrijven van vele verhandelingen en zelfs op de jongste vergadering der Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde tot zooveel discussie onder vakmannen heeft aanleiding gegeven? Wanneer ik op deze vraag onbevangen moest antwoorden, dan zou ik zeggen: men heeft met de bijbladen dezelfde fout begaan als indertijd met de minuutplans. De volksklacht „kadaster in de war" zou m. i. nooit veel recht van bestaan gehad hebben, indien niet bij het burgerlijk wetboek van 1838 een gedwongen koers aan deze papieren was voorgeschreven vèr boven de innerlijke waarde; het groote verschil van denkbeelden om niet van verwarring te spreken omtrent de wijze van vernieuwing van bijbladen zou bij de ambtenaren van het kadaster nooit ontstaan zijn, indien men de waarde der suppletoire kadastrale archiefstukken niet veel te hoog had getaxeerd. Men wilde voorzien in de voor eene geregelde bijhouding van het kadaster zoo dringende behoefte aan kaarten, die zoo nauwkeurig mogelijk den laatst bekenden toestand weergaven en meende dat samenvoeging, geheel opnieuw en uiterst nauwgezet, van alle onder-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 136