13
Meijer, Mulder, ten Oever, A. G. Oosterman, Persoon,
P. G. Prins, Remmelts, Romijn, Sillevis, Upmeijer, Vier
kant, Vonk, de Vries, Wagemaker, Wildeboer en de heer
Leijendeckers als gast, terwijl de heeren Barenbroek, J. T.
Hessels en J. J. de Koningh schriftelijk hadden medegedeeld dat zij
wegens verschillende redenen en tot hun leedwezen waren verhinderd
om gevolg te geven aan hun voornemen om de vergadering bij te
wonen.
Al kon de voorzitter ditmaal de leden niet opwekken om een ge
wichtig moment uit de geschiedenis der vereeniging met hem in
feestelijke stemming te gedenken, zooals ten vorigen jare toen het
feit van het tienjarig bestaan der vereeniging aanleiding gaf tot het
genoeglijk samenzijn, waarvan de heer C o 1 p a als secretaris ons eene
aangename herinnering heeft bewaard in zijn met zooveel gloed ge
schreven feestverslag, toch meende de voorzitter, dat de agenda van
de vergadering, met het oog vooral op de aangekondigde voordracht
van den heer Boer, belangrijk genoeg was om bij de behandeling
der punten, die aan de orde waren gesteld, te kunnen rekenen op
de voortdurende belangstelling der aanwezigen, die door den voor
zitter werden welkom geheeten.
Na te hebben gewezen op de zwarigheden, die het bestuur der
vereeniging in het afgeloopen jaar op zijn weg had ontmoet, en op
de pogingen, die waren aangewend om te komen tot bereiking van
het doel waarnaar de vereeniging haar streven had gericht, kon de
voorzitter constateeren, dat die zwarigheden gemakkelijk uit den weg
konden worden geruimd. Het kadastrale vraagstuk, dat zoo terecht
de belangstelling van deskundigen op technisch en juridisch gebied
wekt, is echter niet veel nader tot zijne oplossing gebracht en te
betreuren valt het, dat het streven der vereeniging in dit opzicht zoo
weinig wordt gewaardeerd door het hoofdbestuur, hetwelk dat vraag
stuk blijkbaar niet voor oplossing vatbaar acht, althans te oordeelen
naar de geringe belangstelling welke het bestuur der vereeniging
ondervond bij zijne pogingen, om te trachten in de gelegenheid te
worden gesteld het vraagstuk toe te lichten.
In hoeverre met het optreden van den Heer Bouman, als admi
nistrateur der registratie, hypotheken en kadaster, eene gunstige
wending is gekomen in de gezindheid van het hoofdbestuur zal moeten