142
de zienswijze van dezen ambtenaar niet kunt vereenigen? Zult gij,
als hij uw meerdere is, u bij zijne opvatting neerleggen of in het
omgekeerde geval hem noodzaken het geheele of een groot deel van
het blad opnieuw te maken?
Maar waar schuilt dan de waarheid
Hoe zult gij na de vervaardiging van uw bijblad in voorkomende
gevallen de afkomst der perceelen bepalen; van uw kaart of volgens
de vroegere hulpkaarten en staten n°. 75 en hoe zult gij in het
eerste geval de verschillen met de kadastrale en hypothecaire regis
ters wegwerken
Negeert de bewaarder der hypotheken en van het kadaster bij het
afgeven der bewijzen van bezwaardheid en bij het invullen van kol.
10 der uittreksels uit den kadastralen legger niet volkomen de nieuwe
voorstelling der perceelen op uw kaart?
Zult gij de inhoudsgrootte der gewijzigde perceelen veranderen of
den omtrek van uw kaart en de grootte van de overigens verwaar
loosde hulpkaart aanhouden?
En vindt gij het geen ironie om volgens art. 64 I.K.; al bedoelt
dit ook slechts een administratieven maatregel, de volgens uw bijblad
vervaardigde hulpkaart te moeten verwijzen naar de miskende groot
heid van vroeger.
Tal van vragen zou ik aan deze nog kunnen toevoegen, maar
liever volgen hier nog enkele eenvoudige staaltjes, waarmee ik hoop
aan te toonen, dat gij of uw eigen schepping zult moeten verloochenen
of gedwongen zult worden deze op behoorlijke wijze d. i. door
metingstukken in het kadastrale leven te introduceeren.
Fig. 1. Fig. 1 stelt voor
A E jb c'e hulpkaart, waar
bij het minuutper
ceel n°. 2 gesplitst
is in de nos 12 en 13.
Voor de kaarteering
op het bijblad ont
breekt het veldwerk.
Gij meet langs de
C T Et rninuutscheidingen
AB en CD en teekent de zichtbare scheiding EF, eene haag, aan.
/z