150 taling voor het zoogenaamd particulier werk. In zeer veel gevallen wordt de hulp van landmeters van het kadaster door het publiek ingeroepen om werk zaamheden te verrichten buiten hetgeen hun van landswege wordt opge dragen. Het publiek wordt daardoor zeer geriefd, want er zijn niet altijd en overal deskundigen beschikbaar voor opnamen en grensbepalingen, kaartee- ringen enz., even ervaren als de landmeters van het kadaster. Voor die diensten wordt een overeengekomen bedrag betaald. Vroeger was het be taalde ten voordeele van den landmeter die het werk verrichtte. Sommige inkomsten stegen daardoor bovenmatig. Toen is bepaald, dat het werk tusschen de landmeters van dezelfde bewaring zóó zou worden verdeeld, dat ieder hunner ongeveer evenveel inkomsten daaruit zou genieten. Nog later werd bepaald dat de opbrengst van het particulier werk onder de landmeters in dezelfde divisie naar evenredigheid van het traktement zou worden verdeeld; die verdeeling geschiedt ieder kwartaal door de ingenieurs verificateur; de hypotheekbewaarders, bij wie de opbrengst gestort is, keeren daarna aan iederen landmeter zijn aandeel uit. Ook daardoor is de zaak nog niet naar behooren geregeld. Zooals de heer de Ras in de zitting van de Tweede Kamer uiteenzette, verhindert de bestaande regeling niet dat de landmeters in de verschillende divisiën zeer ongelijke inkomsten genieten. Doch er is nog een ander niet gering euvel aan de tegenwoordige regeling verbonden. Opdat de particulieren, die de hulp van ambtenaren van het kadaster inroepen, tijdig worden geholpen, is het personeel uitgebreider geworden dan het anders zou zijn. De Staat doet dus meer uitgaven voor traktementen enz., naarmate er meer zoogenaamd particulier werk te doen is, en de inkomsten van dat par ticulier werk komen ten voordeele van de ambtenaren in de divisie waarin het werk verricht werd, onverschillig of zij er al dan niet aan deelnamen, of zij door het particulier werk meer moesten werken of niet. Op dien voet kan niet worden voortgegaan. Dat het particulier werk verricht worde door de ambtenaren is niet te vermijden. Dat er voor betaald worde evenmin. Ook is het billijk dat de ambtenaren uit het particulier werk eenig voor deel trekken, omdat in vele gevallen hunne taak er door verzwaard wordt. Maar de Staat behoort niet, zooals thans, schade te lijden door de uitbrei ding die het bedoelde werk gekregen heeft en misschien nog krijgen zal. En de ambtenaren van gelijken rang behooren niet zeer uiteenloopende in- Komsten te hebben naarmate zij in de eene of in de andere divisie geplaatst zijn. Op al deze gronden komt het wenschelijk voor eene nieuwe regeling te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 150