151
maken. Daarbij zou het getal landmeters der lste 2de en 3fie klasse, volgens
de tegenwoordige organisatie respectievelijk 45, 55 en 65 bedragende, ge
lijkelijk in drie klassen te verdeelen zijn.
De traktementen zouden naar het oordeel van den ondergeteekende zijn te
regelen als volgt:
55
landmeters
lste klasse
waarvan 30 k f
2400
f 72000.
25
2200 r=
55000.
55
2de
i; 33
2000
60000.
25
1800
45000.
55
3de
30
1600
48000.
25
1400
35000.
Samen
f 315000.
en voor de landmeters der 4de klasse f 1200 zoodat
voor de thans in dienst zijnde vijf landmeters der
4de klasse moet worden uitgetrokken 6000.
Totaal f 321000.
In de eerste jaren behoeft voor de 4de klasse niet
meer dan f 6000 uitgetrokken te worden, omdat de
tegenwoordig in dienst zijnde adspirant-landmeters
niet vóór 1899 tot landmeter kunnen worden be
vorderd.
Voor het tegenwoordig in dienst zijnde personeel
is naar de bestaande regeling noodig:
45 landmeters l9te klasse k f 2200 f 99000.
55
2de
1800
99000.
65
3de
waarvan 33
32
1400
1200)
84600.
5
4de klasse
900
4500.
f 287100.
Alzoo meer f 33900.
De gelijkmatige en billijke regeling van de traktementen kost echter niet
zulk een groot bedrag.
Immers, uit het boven opgemerkte volgt dat een deel van hetgeen voor
het particulier werk wordt betaald in 's lands kas zal zijn te storten.
Een landmeter van de l3te klasse kan, naar het oordeel van den onder
geteekende, uit de opbrengst van het particulier werk genieten f 100 'sjaars,
een landmeter der 2de klasse f 75 en een landmeter der 3de en 4d®
klasse f 50.
Rekent men de opbrengst van dat werk, die in de laatste vijf jaren ge
middeld ruim f 49000 's jaars bedroeg, met het oog op hare wisselvalligheid en