De zakelijke rechten op onroerende goederen in
Ned.-Indië, tijdens de O.-I. Compagnie.
(Vervolg van blz. 113).
Bij plakaat van 5 Februari 1752 werd bepaald, dan in koop- en
meetbrieven van landerijen nauwkeurig vermeld moest worden „hoeveel
morgens de perceelen, daar dezelve van spreken, beslaan".
Nog steeds zocht men naar maatregelen om den landbouw, in de
Bataviasche ommelanden, aan te moedigen.
Zoo besloot de Regeering, bij plakaat van 7 Februari 1752, nette
kaarten te doen formeeren van alle landerijen, binnen den ganschen
omtrek van het Koninkrijk JacatrcC gelegen, niet alleen als van
ouds, afgedeeld bij blokken, met letters onderscheiden en gesubdivi-
seerd in deelen of perceelen van landerijen, aan een eigenaar toe-
behoorende, of een bijzonderen naam hebbende en met nommers
gemerkt, maar ook bij ieder landerij of erf te doen noteeren d' eigen
naam van hetzelve, vermits daarbij best bekend zijn en blijven,
mitsgaders daarvan door heeren Schepenen en Heemraden te doen
formeeren en effen houden correcte erfboekenwaarin ieder perceel lands
een zijde beslaatmet subscriptie telkens van verpandingen of over
schrijvingen, met de som en den naam er bij.
Ook werd tevens, ter bevordering van „d' agriculture", noodig
geoordeeld en verstaan, aan de gemeene militairen en zeevarenden
die na hun daartoe gedaan verzoek geschikt geacht werden, in den
dienst van de Compie. te laten continueeren, tot dat zij zeiven hun
ontslag verzoeken perceelen lands uit te geven van 100 roeden
breed en 150 roeden lang, aan weerszijden van het gegraven Ooster
kanaal.
Allerlei faciliteiten werden hen gedaangelden voorgeschoten voor
aankoop van gereedschappen, tot oprichting van een bamboezen woning,