166
overschrijving van vaste goederen. De Regeering bepaalde daarbij,
dat van alle vaste of onroerende goederen, die aan natuurlijke of
buiten den echt geboren wordende personen, 't zij door dengeen, die
zich voor den vader verklaart, of die er ook zelfs de moeder van is,
mochten worden vermaakt, 't zij bij testament, codicil of eenige
andere gifte, zoo ter zake des doods, als onder de levenden, niet
bevrijd zullen zijn van de betaling van 's Heeren gerechtigheid, bij
de verplichte overschrijving van zulke goederen, ten ware zoodanige,
in onecht geboren, of door den souverein of door het huwelijk van
degenen die voor zijnen of haren vader en moeder zich bekend
stellen, naderhand gewettigd was.
Het plakaat van 29 December 1767 bevat eene wijziging van
het reglement van 9 Januari 1753, nopens het onderhoud van wegen,
bruggen, enz. Nader werd daarbij bepaald, welke wegen, grachten
en bruggen voortaan door het college van Heemraden onderhouden
moesten worden en de contributie, welke de eigenaars der huizen,
tuinen en erven, staande en gelegen langs dezelve aan weerszijden,
ten behoeve van Heemraderfs kas, voor elke roede breedte, welke
erf of 't land, in de strekking van de gracht of den weg, beslaat,
zullen moeten betalen.
Bij plakaat van 5 Februari 1768 werden de beide gezworen
landmeters vrijgesteld van de betaling van wagenpracht, daar zij
absoluut een wagen, in den dienst, noodig hebben.
Gevolgelijk mochten zij elk ook 3 span paarden houden, vrij van
het „oirgeld".
Daaruit zou men mogen afleiden, dat hunne positie in die dagen
nog zoo kwaad niet was. Drie span paardenMen is nu al blij als
men 1 span heeft.
De ingelanden, welke huis, tuin of erf langs de grachten of rivieren
hadden, werden, bij plakaat van 9 Augustus 1768, van de bepaalde
quotisatie ontheven. Zij werden echter verplicht om elk voor zijn
huis, tuin of erf, den weg en de vaart in een behoorlijken staat van
gebruik, 't zij met of zonder beschoeiing, te onderhouden.
Het plakaat van 14 Februari 1769 houdt bepalingen in, ten aanzien