16 overigens schriftelijk behandeld. Het kabinetsschrijven van 23 Juni 1894 van Z. Exc. den Minister van Financiën, waarbij aan het bestuur der vereeniging werd bericht, „dat de organisatie van den inwendigen dienst aan een departement van algemeen bestuur een onderwerp is waarover niet in overleg kan worden getreden met personen buiten dat departement staande", meende het bestuur niet onbeantwoord te mogen laten na de gedachtenwisseling waartoe dat schrijver aanleiding had gegeven in de laatste algemeene vergadering, en vooral niet omdat in dat kabinetsschrijven niet werd gerept van de memorie betreffende het kadastrale vraagstuk, welke namens de vereeniging bij den Minister Pierson was ingediend, op welke memorie de aandacht van den tegenwoordigen Minister door het bestuur der Ver. voor K. en L. was gevestigd. De teleurstelling welke genoemd kabinetsschrijven bij de vereeniging had gewekt, werd den Minister vertolkt en het goed recht van bestaan om op te treden zooals het had gedaan werd verdedigd in een uitvoerig schrijven, door het bestuur en den redacteur onderteekend, waarbij de bereidverklaring werd herhaald om de be denkingen, die tegen de denkbeelden in meergenoemde memorie neer gelegd mochten zijn gerezen, te weerleggen en die memorie desge- wenscht nader toe te lichten. Op dit schrijven werd geen antwoord ontvangen. Thans was, zoo meende het bestuur, de tijd gekomen om publiciteit te geven aan de gewisselde stukken en werd de redac teur uitgenoodigd een en ander op te nemen in eene der afleveringen van het Tijdschrift, wat is geschied in de 5e aflevering van den loopenden jaargang. In den loop van het jaar was bij het bestuur ingekomen een schrijven van een der leden van de vereeniging, waarbij in overweging werd gegeven aan het bestuur om stappen te doen, die het gevolg zouden kunnen hebben, dat bij eene mogelijke wijziging der pen sioenwet meer dan tot nu toe werd gelet op de bijzondere belangen der landmeters van het kadaster. Het bestuur der Ver. voor K. en L. had zich reeds in 1890 bij rekwest gewend tot den Minister van Financiën en vervolgens op eene daartoe verleende audiëntie bij ver nieuwing de billijkheid betoogd van het maken van uitzonderingsbe palingen voor de landmeters van het kadaster in de pensioenwet. Daarna zijn de landmeters zeiven in vereeniging met andere ambte naren opgetreden in deze zaak. Zal er thans opnieuw iets worden gedaan,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 16