187 De straal wordt gesteld op b' 3.71 en a' 6.69 en aan den boog afgelezen B 33° 40'. Zie verder onder A. C. Als twee zijden en de ingesloten hoek gegeven zijn, kan men de twee andere hoeken ook aldus vinden: Gegevena b 2,267 4- 4.1 C 17° 4' 38" i (A B) 72° 55' 22". Wij hebben dan: A—B 2.267 cotg 17° 4' 38" g 2 4.1 Wij stellen den straal op 17° 5'; bij b' 2.27 behoort c' 7.34. Nu laten wij den straal gaan door het punt, waarvoor c' 7, 34 en b' 4.1 en lezen dan op den boog af 29° 4'. A~B 90°—29° 4' 60° 56'. A 133° 51' 22" (34); B 11° 59' 22" (10). D. Gegeven ééne zijde en de aanliggende hoeken. a 485 B t C 83° 53' 13" B_C 62° 22' 13". 2 Wij hebben dan: -Tin83' S3' 18" S83° 58' 13" 132' b 1271<l272>' c 839 (840). EGegeven de drie zijden: f 3.518 sa 2.284 s-b 1.173 s—c 0.062 Wij hebben dan t? Ar- V2,284 X 1,173 VvïS 3.51. a 3.518 X 0.062 0.22 i C 74° 5' C 148° 10' (12' 45") 1 ^3.52 x 2.28 X 1.17 X 0.062 Ko.584 0.764(0.763). JU a 485 cos 62° 22' 13" 225 o]10 C cos 83° 58' 13" cos 83° 53' 13" 485 sin 62° 22' 13" 430 10_,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 187