191 Ter versterking van het personeel bij de metingen zouden een tweetal landmeters van het kadaster aan de Commissie worden toegevoegd: dit had echter eerst plaats met 1 Juli, toen de landmeters F. H. A. J. Bingen en C. J. Colpa bij de Commissie gedetacheerd werden. Deze zeer late deta cheering had tengevolge dat de Commissie daarvan niet dat nut kon trekken, dat zij bij eene tijdige detacheering daarvan had kunnen hebben. Niet alleen waren reeds twee maanden van de terreinwerkzaamheden voorbij, maar ook gedurende de maand Juli was de Commissie feitelijk van hun hulp verstoken. De landmeters toch, niet gewoon om te werken met instrumenten als bij deze metingen gebruikt worden, moesten eerst de noodige vaardigheid opdoen in het aflezen der microscopen alvorens de ingenieurs Verhellouw en Mulder, die tot dusverre bij de metingen behulpzaam waren, met ander werk belast konden worden. Ten gevolge hiervan kon aan den ingenieur Heuvelink, belast met de voortzetting der verkenning en het inlichten der stations, alleen de ingenieur Doublet worden toegevoegd. Eerst in den aanvang van de maand Augustus kon een tweede ingenieur, de heer Verhellouw, daarbij gevoegd worden, terwijl aan den ingenieur Mulder, die aan het examen voor adspirant- ingenieur van den Waterstaat wenschte deel te nemen, daartoe verlof werd verleend buiten bezwaar der Commissie. De ingenieur Heuvelink, bijgestaan door den ingenieur Doublet, zorgde in de eerste plaats voor de inrichtingen die nog noodig waren om dienst te doen bij de metingen in den loop van den zomer en verder voor het inrichten van de stations voor de metingen in het volgende jaar. Terwijl de ingenieur Doublet daarbij hoofdzakelijk werkzaam was in Zeeland en op de Zuid- hollandsche eilanden, werd door den heer Heuvelink de verkenning voort gezet in Zuidholland, vooral met het doel om eene geschikte verbinding te verkrijgen van de sterrenwacht te Leiden met het primaire driehoeksnet, eene verbinding die groote moeilijkheden opleverde ten gevolge van de lage ligging der sterrenwacht. Tevens moesten op de lijn LeidenDelft op verschillende punten hindernissen worden opgeruimd ten einde van uit den pijler voor het universaal instrument den toren van het gebouw voor geodesie te Delft zicht baar te maken, ten einde van uit dien pijler te Leiden het azimuth van Delft te kunnen meten. Eerst in de maand Augustus, toen de ingenieur Verhellouw aan den heer Heuvelink kon worden toegevoegd, kon de verkenning voor het net in Noordholland, Friesland en Drenthe worden voortgezet. Deze verkenning liep vrij voorspoedig af, alleen het laatste gedeelte, de verbinding tusschen Friesland en Drenthe, kon niet ten einde worden gebracht. In dit terrein gedeelte, dat sterk begroeid is en waar zich weinig en dan nog lage torens bevinden, is de verkenning zeer moeilijk. Voor die verkenning zal boven dien op den Boschberg eene hulpstelling gebouwd moeten worden, waartoe

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 191